i78
kunnen kaartlezen; wanneer aan onontwikkelden voorgelezen
wordt hoe de scheiding van hun perceel is, begrijpen zij dat beter
dan een teekening.
Wat betreft de mededeeling, dat elders thans ook delimitaties
zouden plaats hebben, als bij D. toegepast, doet hij uitkomen,
dat deze geen volledige rechtskracht kunnen hebben, zoolang wij
nog te doen hebben met een ontwerp-wèt; partijen zouden den
vorm van een akte moeten kiezen, als bij oeverconstateeringen.
Hij wijst erop, hoe de verdere mededeelingen van den heer
J. F. A. van Riessen niet staan tegenover zijn beweringen,
doch eerder eraan tegemoetkomen, zoowel die omtrent het op
roepen van den vruchtgebruiker als die betreffende de metingen
en brengt dank voor de uitgesproken waardeering.
De heer J. F. A. van Riessen beantwoordt nog in het kort
den heer Heines en erkent dat de identiteits-clausule den be
wijslast bij eisch tot nietigverklaring van een proces-verbaal op
den eischer overbrengt.
Waar niet alleen het ontwikkelde publiek maar ook de
eenvoudige plattelandsbevolking in Dieren de teekening en de
teekens op het proces-verbaal zeer goed begreep, mag geacht
worden, dat de gevolgde handelwijze in het algemeen zal blijven
voldoen.
Spreker beaamt volkomen het slot van des heeren Heines ant
woord.
Punt f. Aan het slot van het artikel van den heer Smit
handelend over «uitbreidingsplannen en kadastralen dienst», (Zie
Tijdschr. 1920 afl. 4 en 5) komen de volgende conclusies voor:
I. Nauwe samenwerking tusschen de gemeentebesturen en den
kadastralen dienst is voor een deugdelijke uitvoering der woning
wet gewenscht.
II. Daar de gemeenten, met uitzonderiug van de grootere, niet
over bekwaam landmeetkundig personeel kunnen beschikken, is
het Rijk verplicht, voorzoover zulks gewenscht wordt, de me
tingen in verband met uitbreidingsplan en bouwverbod kosteloos
en met bekwamen spoed te doen verrichten.
III. Voor een goede en doelmatige stadsuitbreiding is een wet
op de ruilverkaveling, met bijzondere bevoegdheden voor de ge
meentebesturen, dringend noodig.