ADVIES UITGEBRACHT DOOR HET BESTUUR DER VER-
EENIGING VOOR KADASTER EN LANDMEETKUNDE
IN ZAKE DE PROEFHERMET1NG «DIEREN».
Aan
Zijne Excellentie den Minister van Financiën.
Excellentie,
Voor de ons bij missive van den i8den Mei 1920, N°. 127
afdeeling Hypotheken en Kadaster geboden gelegenheid om ons
oordeel te geven over de voorgenomen invoering van de proef-
hermeting Dieren met dien verstande, dat het bestaande kadaster
dier gemeente wordt vervangen door de uitkomsten der her
meting, betuigen wij Uwe Excellentie onzen dank.
De ons voorgelegde vraag hebben wij tot punt van bespreking
gemaakt op onze laatste algemeene vergadering in September j.l.
te 's-Gravenhage gehouden, welke bespreking werd ingeleid door
den landmeter J. M. H. Heines te 's-Hertogenbosch, die zich
ter plaatse te Dieren en ten kadasterkantore te Arnhem van een
en ander door eigen aanschouwing op de hoogte had gesteld.
Deze bespreking heeft evenals de aandachtige bestudeering
van het ons toegezonden «Overzicht» geleid tot de conclusie, dat
noch de belangen van den technischen, noch die van den admi
nistratieven dienst zich verzetten tegen invoering van de uit
komsten der proefhermeting Dieren bij het kadaster, integendeel,
dat het met het oog op de in de naaste toekomst noodzakelijke
vernieuwing van de kadastrale bescheiden in hooge mate ge-
wenscht is de proefneming voort te zetten teneinde het systeem
Dieren aan de-praktijk voornamelijk wat de bijhouding en de
behoeften van publiek en fiscus betreft, te toetsen.
Ook van deze materie geldt, wat de Commissie ingesteld bij
Uw besluit van den igden Augustus 1918, N°. 142, afdeeling
Hypotheken en Kadaster op blz. 80 van het tweede gedeelte
van haar rapport schrijft over de vernieuwing zelve:
«Eerst uit de ondervinding van duizenden van gevallen, zooals
die zich werkelijk voordoen, laten zich algemeene regelen dis-
tilleeren, waarvan men mag vertrouwen, dat zij voor de praktijk
passend zullen zijn».