193 In de maand Januari konden gedurende een paar avonden geen goede waarnemingen worden verricht, daar het bleek dat er tusschen den pijler, waarop het instrument stond, en den vloer contact was. Slingerwaarnemingen. De ingenieur Dr. Vening Meinesz kon na terugkeer van verlof tot herstel van gezondheid den isten Maart zijne werkzaamhenden voor de Commissie hervatten. Hij hield zich vooreerst bezig met het doen ver vaardigen eener inrichting tot het op gelijkmatige hooge temperatuur houden der slingers gedurende de waarnemingen ter bepaling van de temperatuur- constante der in var-slingers. In de maanden Juli tot November voerde hij waarnemingen uit ter bepaling der zwaartekracht op zeven stations, n. 1. te Assen, Steenwijk, Hellendoorn, Winterswijk, de Steeg, Oss en Gorinchem, voorafgegaan en besloten door waarnemingen op het hoofdstation de Bilt. De hiervoor noodige tijdseinen werden telefonisch door de Leidsche sterrewacht verstrekt. Na afloop dezer waarnemingen werd rekenwerk door hem verricht. Waterpassing. De herhaling, in tegengestelden zin, van het traject over land der kring waterpassing langs den Rotterdamschen waterweg, die in December 1917 wegens ODgunstig weder moest worden gestaakt, werd in Juni 1918 hervat. De waterpassing werd uitgevoerd door den ingenieur Wildeboer en den ambtenaar van den algemeenen dienst van den Rijks-waterstaat K. Vierkant, laatstgenoemde tot vervanging van den ingenieur Kanstein, die inmiddels eene andere betrekking had aanvaard. Hetzelfde instrument en dezelfde baken, die in 197 dienst hadden gedaan, werden ook nu gebruikt. Nadat de kring was gesloten, werd de waterpassing ten derden male uitgevoerd, thans weder in denzelfden zin als de eerste waterpassing. Den i8den Juli was het werk voltooid. De lange duur moet worden toegeschreven aan belemmeringen en stoornissen in het verkeer, ook in verband met de onmogelijkheid om de werklieden in de nabijheid van het werk voedsel en onderdak te bezorgen. Na invoering der aangehouden rivierovergangen, sluit de kring voor de eerstè herhaling met een fout van 7 m.M., voor de tweede herhaling met een fout van 3 m.M. Uit de vergelijking van de hoogteverschillen, gevonden bij de eerste herhaling met die welke bij de tweede herhaling werden gevonden, volgt eene middelbare fout van 3,7 m.M. per K.M. enkele waterpassing.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1920 | | pagina 193