27
welke valsche zekerheid wekt, nog gevaarlijker, dan de geheimzinnigheid
van het Romeinsche stelsel.
Zoo vinden we dan in den aanvang der negentiende eeuw tweeërlei
soort van registers, waarin overdracht van onroerend goed en verkrijging
van zakelijke rechten werden ingeschreven.
Sporadisch, zooals in Mecklenburg en in de Hanze-steden heerscht nog
het oud-Germaansche recht en hebben de registers van den rechter, waarin
de Auflassing wordt aangeteekend, nog rechtskracht.
Ieder derde, die tc goeder trouw op het in die registers vermelde
afgaat, is veilig hij wordt door de rechtbank beschermd de boeken
hebben positieve beteekenis; zij behooren tot het positieve stelsel.
Anders is het in de landen, waar, vooral onder invloed van den Code
Napoléon het Romeinsch-rechtelijke principe in de wetgeving is opgenomen.
Daar is wel openbaarheid van rechtshandelingen betreffende onroerend
goed vereischte, doch zonder dat de inschrijving van de titels iets beslist
over de geldigheid dier overeenkomsten. Is eene overdracht aanvechtbaar
of vernietigbaar, dan hebben ook alle volgende overgangen datzelfde gebrek
en kan het onroerend goed onder iederen volgenden houder worden
opgevorderd.
Het is, zooals Torrens dit uitdrukt in zijn „Transfer of land", met
het negatieve stelsel als met een ketting. Elke nieuwe overgang voegt er
een schakel aan toe, doch de kracht van den geheelen-ketting wordt
bepaald door den zwaksten schakel.
Scherp trok de Staats-Commissie van 1870 de grenslijn tusschen de
beide stelsels, toen zij in haar verslag de volgende definities gaf:
„Bij het negatieve stelsel beslist de openbaarmaking van de titels niet
„het minste omtrent hunne deugdelijkheid de titels alleen geven den
„grondslag der rechten. In dit stelsel worden alleen aan niet-openbaar
„gemaakte rechten zekere gevolgen ontzegd. Het vindt zijne kracht in
„een wettige negatio.
„Het positieve stelsel daarentegen vindt zijne kracht in eene wettelijk
„positio aan de openbaar gemaakte rechten wordt tegenover derden
„volledige, absolute waarheid toegekend."
Groote onzekerheid heeft het negatieve stelsel gewekt.
Elke kooper of geldschieter wordt genoodzaakt van te voren een nauw
keurig onderzoek in te stellen naar de transacties, welke vroeger met
betrekking tot het onroerend goed hebben plaats gehad. Dit onderzoek
dient zich minstens over de laatstverloopen twintig of dertig jaar uit te
strekken.
De registers ten hvpotheekkantore zijn daarbij geenszins betrouwbare
gidsen.