67
daarom ons voorbereiden om tegen dien tijd met een vast werk
plan gereed te staan.
F. H. v. d. Linden v. Sprankhuizen.
EEN KORTE AANTEEKENING OVER HET PROBLEEM
VAN SNELLIUS.
Het is wellicht niet van algemeen e bekendheid, dat aan dit
vraagstuk een belangrijke uitbreiding kan worden gegeven. Men
kan n.l. in plaats van één punt een willekeurig aantal punten
als het ware «tegelijk»
berekenen.
Als voorbeeld diene
het volgende.
In nevenstaande fi
guur zijn gegeven de
punten i, 2, 3, 4. 5
en 6 en in de te bere
kenen gevraagde pun
ten A, B, C. D, en E
zijn gemeten (dus be
kend) respectievelijk
de hoeken
in A in B in C in D in E
1A2 ABC BC4 CDE D E 6
2 AB CB3 4CD ED3 6E5
B A 1 3BA DCB 3DC 5 E D
Algemeen uitgedrukt dusin de «reeks» A, B, C, D, E zijn
in de eindpunten gemeten de richtingen naar twee bekende
punten en naar één onbekend punt (n.l. naar het volgende c. q.
voorafgaande punt der reeks) en in de tusschengelegen punten
zijn gemeten de richtingen naar een bekend punt en naar twee
onbekende punten (n.l. naar het voorafgaande en naar het vol
gende punt der reeks).
De oplossing geschiede met het Collin'sche hulppunt en we
denken ons, om te beginnen, een cirkel, beschreven door de