3 Op het oogenblik wordt van die strooken lage broekgrond een karige hoeveelheid hooi gewonnen, welke in natte zomers voor een deel te loor gaat doordat zij in 't water komt te liggen. De moeite om die oogst binnen te krijgen is dikwijls onevenredig aan hare waarde. Men kan soms niet met paard en wagen in het land, daar het paard er met de pooten in wegzakt tot den buik toe. Men tracht hieraan dan wel tegemoet te komen door de voeten der dieren met zakken te omwikkelen. Is het hooi er af, dan gebeurt er verder niets aan dat land; van be mesting geen sprake. De perceelsindeeling laat niet toe, dat men iets aan het land ten koste legt. Wanneer de hierbedoelde lage gronden, waarvan er een paar duizend Hectaren liggen, nu door bemaling worden drooggelegd, dan krijgt men wel een groote uitgestrektheid vruchtbare grond, die uitstekend zou zijn om 'allerlei gewassen op te verbouwen, doch de terreinindeeling maakt dit nog onmogelijk. Wil men aan die uitgestrekte gronden een toekomst bezorgen, waartoe zij krachtens hun aard bestemd zijn, dan moet nevens bemaling ruilverkaveling plaats hebben. Zonder ruilverkaveling komt men hier onmogelijk tot het beoogde doel. Immers bij de bestaande perceels indeeling kan men geen slooten graven, die noodig zijn om het regenwater snel van het land af te voeren. Evenmin kan men de noodige bemesting geven, tengevolge van gebrek aan wegen om de mest op 't land te brengen. Ook is het voor het in cultuur brengen van den grond noodig, dat deze wordt gescheurd. De perceelsindeeling staat echter ook de noodige grond bewerking in den weg. Zonder ruilverkaveling zou men op die lage gronden dus ook bij droog legging geen andere cultuur kunnen toepassen. Men moet ze dan in afwachting van een betere bezitsverdeeling laten liggen zooals ze zijn. Doch tengevolge van de bemaling zullen de wilde grassen die op de broekgronden groeiden en die slechts bij den natten toestand van den bodem gedurende den winter en het voorjaar, een hooiopbrengst beloofden, achteruitgaan. Het gevolg van de bemaling en drooglegging zou dus zijn, dat de laagste gronden er slechts nadeel, geen voordeel van hebben bij de tegenwoordige bezitsverdeeling. Dit begrijpen de minder met hun tijd medegaande landbouwers ook wel, zoodat te vreezen is dat van die zijde de bemalingsplannen veel tegenkanting zullen ondervinden. Die stap in de goede richting wordt zoodoende in gevaar gebracht. In het afgeloopen jaar is door onderling overleg en met medewerking van de Nederlandsche Heidemaatschappij een ruilverkaveling tot stand gekomen in de Dalfser Hooislagen, een complex van broekgronden ter grootte van 240 H.A. Een poging om hiertoe te geraken heeft een vijftal jaren geleden schipbreuk geleden, daar toen geen overeenstemming te krijgen was tusschen de ruim 60 eigenaren dier gronden. Sedert

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1920 | | pagina 73