6
digen wind doken soms uit de golven de resten op van vroeger
onder de baren bedolven gebouwen of andere sporen van bewoning.
Bij Domburg waren het de resten van Nehalennia's tempel
en de overblijfselen van een vroeger kerkhof, bij Callandsoog
eveneens de in zee gevonden sporen eener oude begraafplaats,
doch vooral de «Brittenburg» bij Katwijk en de nog een
half uur verder in zee gelegen ruine van Calloo's toren moesten
tot nadenken stefnmen.
Tijdens een zeer lagen waterstand doken op den Kerstdag van
het jaar 1520, op een afstand van wellicht 1 K.M. van den toren
van Katwijk, uit zee op de overblijfselen van een vreemdsoortig
gebouw. Het zware muurwerk was toen nog bijna acht voet
hoog, doch gedurende de twee dagen, dat de ruine bereikbaar
was, haalde men er duizenden kleine- en ook groote steenen met
opschriften van daan. Op St. Pontiaansdag van het jaar 1552
kwam het «Huis te Britten» weer bloot; het muurwerk was
toen nog 2 voet hoog. Tien jaar later, in 1562, was het gedu
rende een 20-tal achtereenvolgende dagen van water ontbloot en
deze lange termijn bood dus ruimschoots gelegenheid aan de
«strandjutters» om alles weg te halen, wat van hunne gading
wss. Daaronder waren tegels en pannen met den stempel van
het legioen van Neder-Germanië, penningen der Romeinsche kei
zers, zegelringen en tal van andere zaken, die er op wezen, dat
men hier te doen had met de overblijfselen van den Ouden
«Arx Brittannica». Achtereenvolgens kwamen de resten nog
weder bloot in 1570, 1588, 1662, 1666, 1672, 1696 en voor het
laatst den 27 October 1752.
De fundamenten bestonden toen alleen nog uit rijen palen,
drie aan drie tegen elkander diep in den grond geheid.
In geheimzinniger waas is de ruine gehuld van den minstens
een half uur verder in zee gelegen zoogenaamden «toren van
Calloo» of «Ouden Caljaart». De landmeter Melchior Bol-
stra, die voor den schrijver wordt gehouden van het in 1753
verschenen werk «Beschrijving van het oude Batavische Zeestrant»
vestigt ook de aandacht op dit gebouw, waarvan oude zeelieden
te Katwijk beweerden, dat het nog hoog oprijzende muurwerk
bij lagen waterstand met lange scheepshaken kon worden ge
peild. In 1718 waren de Katwijker visschers nog zoo vertrouwd,
met de ligging dezer ruine, dat zij aanboden om tegen geringe