Bij de hoekmeting voor de Rijksdriehoeksmeting wordt alleen waargenomen bij duidelijke, rustige heelden in den kijker, waarop menigmaal vele dagen, soms weken moet worden gewacht. Zijn de afstanden korter, zooals in de kadastrale driehoeksmeting regel is, dan hinderen deining, donkere luchten, troebele atmospheer enz. in mindere mate, zoodat waarneming onder minder gunstige omstandigheden geens zins uitzondering is en afwachting van gunstige omstandig heden eene groote vermeerdering van kosten zou beteekenen. Voor de Rijksdriehoeksmeting wordt in den regel de theodoliet opgesteld op het metselwerk van een torenvoor het kadaster meestal op den beganen grond. Aan het bezwaar van een slappen bodem kan dikwijls worden tegemoet gekomen door opstelling van het statief op in den grond gedreven paaltjes. Is dit niet voldoende dan kan een plankier op rustpunten, die op voldoenden afstand liggen van het statief, den invloed van de beweging der waarnemers opheffen of voldoende beperken. De kosten voor het vervaardigen en het vervoer van dergelijk plankier zijn gering. De tijd, te besteden aan de rondmetingen op elk station van de Rijkssecondaire driehoeksmeting, beteekent slechts een kleine fractie van den tijd noodig voor de verkenning, de voorbereiding, de reizen van het eene punt naar het andere enz. Voor de uitvoering der kadastrale driehoeksmeting ver tegenwoordigen de hoekmetingen een niet onbeduidend percentage van den te besteden tijd, zoodat opvoering van het aantal waarnemingen (rondmetingen) tot meer dan vier bij hoofdpunten en vooral tot meer dan twee bij tweederangs- punten een niet onbelangrijke verhooging van kosten be teekent. Bovendien kunnen sommige ongunstige invloeden door vele rondmetingen slechts weinig of niet worden beperkt. De Rijks secondaire punten van den tweeden rang worden bepaald door insnijding (buitenrichtingen), van de primaire punten of van de secondaire van den eersten rang uit, waarbij wordt zorg gedragen, dat voor elk punt een voldoend aantal richtingen onder gunstige snijdingen wordt verkregen. Bij het kadaster wordt, voor de bepaling van hoofdpunten, eveneens gestreefd naar gunstige snijdingen van een voldoend aantal richtingen, waaronder, zoo mogelijk, steeds, minstens io8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1921 | | pagina 114