7
belooning ieder ter plaatse te brengen, die zich van het bestaan van
het oude bouwwerk wilde overtuigen. Het is nog niet opgehelderd
of deze ruine wellicht moet worden beschouwd als het overblijfsel
van den door Keizer Caligula op onze kust gebouwden vuur
toren, na zijne gewaande overwinning op de Bri tten, den toren waar
van SuetonCalignlae vita)zegt: «ex qua, u t ex pharo, noc-
tibus ad regendos navium cursus ignes emicarent».
Ten slotte wijzen wij hier nog als een voorbeeld uit lateren
tijd op het in de Zuiderzee verzonken slot Hulkestein, waarop
voor zoover wij weten nog nimmer van geologische zijde
de aandacht is gevestigd. Dit slot werd in 1427 gebouwd door
den Gelderschen hertog Arnold van Egmond, om de Veluwe
te beveiligen tegen de rooftochten uit het Sticht, onder den pos
tulaat Rudolf van Diepholt; het lag aan de Zuiderzee vrij
dicht bij de grens tusschen Gelderland en Utrecht, dus in de
monding van de Geldersche Vallei, de ook voor den geoloog
zoo merkwaardige slenk tusschen het «Veluwe-massief» en de
«horsten» der Utrechtsche heuvelen.
Het beantwoordde volkomen aan het doel, waarvoor het was
gebouwd en hertog Karei liet het omstreeks 1504 nog meer
versterken en deed er tevens een haven aanleggen voor zijne
kaperschepen, die er veilig lagen beschermd tegen de rondkruisende
hollandsche vloot. Ook Kareis bondgenoot, Groote Pier, de ge
duchte Fries, vond hier eene wijkplaats voor zijne schepen, wanneer
hij in dit gedeelte der Zuiderzee verpoosde van het «voeten spoelen»
zijner vijanden.
In 1517 moest het slot echter zwichten voor Felix van Oos
tenrijk bastaard, die de wallen deed slechten en het slot met den
geweldigen toren door «buskruijd verstuijven» (v. Slichten-
horst, Toon. d. Lands, I, 107); reeds in hetzelde jaar echter
werd het door hertog Karei herbouwd, grootendeels in Bentheimer
steen. Met het veranderen van de politieke constellatie verloor
het slot aan beteekenis en geraakte het langzaam aan in verval,
doch de grootste en niet te keeren vijand ervan bleek te zijn: de
Zuiderzee. Langzaam maar zeker naderde deze, wallen en
muren werden ondermijnd en eindelijk was men genoodzaakt de
sterkte te verlaten en af te breken; de steenen werden gebruikt
bij den bouw van het thans ook reeds weer verdwenen «Panne-
koekenhuis» in de veste Nijkerk.