139
invarslingers. Voor de tijdsvergelijkingen werd daarbij gebruik gemaakt
van seinen, die door de Leidsche sterrenwacht telefonisch werden verstrekt
en van de wetenschappelijke seinen van den Eiffeltoren. De verkregen
resultaten zijn niet volkomen bevredigend, vermoedelijk ten gevolge van
een later ontdekt gebrek van de verwarmingsinrichting en van een on
zekerheid in de tijdseinen.
Voor de waarnemingen op de stations werd besloten uitsluitend gebruik
te maken van de wetenschappelijke seinen van den Eiffeltoren. Deze
worden gegeven door middel van draadlooze telegrafie en op reis het
gemakkelijkst waargenomen door middel van een toestel met draadraam-
ontvanger, die het opstellen eener antenne onnoodig maakt. Een dergelijk
toestel werd besteld bij de Nederlandsche Seintoestellenfabriek te Hilversum.
In verband met den minder regelmatigen gang van den tijdmeter
Nardin werd het vroeger toegepaste waarnemingsschema gewijzigd, teneinde
de onregelmatigheden onschadelijk te makenhiervoor waren voorberei
dende berekeningen noodig, waarvan de uitkomsten in tabellen werden
verzameld; deze werden uitgevoerd in den tijd die verliep voor de ont
vangst van den draadraamontvanger, waarvan de aflevering door verschil
lende omstandigheden werd vertraagd. Die tijd werd tevens benut voor
het uitvoeren van waterpassingen ter bepaling van de hoogte der stations
Hellendoorn, Winterswijk en de Steeg, waar in 1918 slingerwaarnemingen
zijn uitgevoerd.
In de maanden November en December werden achtereenvolgens zeven
stations bezet, namelijk Oud-Beijerland, Zierikzee, Middelburg, ter Neuzen,
Bergen-op-Zoom, Breda en Ede; vooraf en tot besluit werden wederom
waarnemingen uitgevoerd op het hoofdstation de Bilt. De ontvangtoestel
heeft goed voldaan; in plaats van het daarbij behoorende draadraam
werd echter een geïmproviseerd draadraam gebezigd met grooter middel
lijn, waarmede de tijdseinen duidelijk hoorbaar waren.
Verdere werkzaamheden der Commissie.
Terwijl de invar-draad n°. 287 reeds in 1917 op aanvraag was verzon
den, werden de draden nos. 285 en 286 van den Topografischen Dienst
in Nederlandsch Indië op 23 October 1919 vergeleken met de draden
nos. 89, 90 en 91 der Commissie.
Sedert Mei 1916 (zie jaarverslag over 1916) waren alle draden opgerold
gebleven en bewaard op eene plaats, waar de temperatuur slechts lang
zaam verandert.
Op de vroeger gevolgde wijze werd ieder der draden 24 malen verge
leken met den afstand van twee afleesbouten.
Met L16 en L19 als gemiddelde afstanden der afleesbouten in 1916 en
in 1919 en de uitkomsten der metingen wegens de regelmatige verlengingen