Noot. Deze domeinverklaring sluit in zich het geheele
rechtstreeks bestuurde gebied van Nederlandsch-Indië, (voor
zoover niet door anderen daarop het eigendomsrecht wordt
bewezen), handhaaft slechts een aangenomen beginsel, zij
bevat geen voor tegenbewijs niet vatbare uitspraak, kent
evenmin aan den Staat het eigendomsrecht toe met verkrachting
van bestaande rechten van anderen, maar legt alleen den
bewijslast op dengene, die eigenaar van den grond beweert
te zijn (Arrest Hooggerechtshof v. Ned. Indië van 7 Febr. 1895,
Indisch Weekblad van het Recht N°. 1659) en geeft als zoodanig
een middel aan de hand om orde te brengen in den ver
warden toestand van het grondbezit in Ned. Indië.
Art. 4.
(1) De algemeene verordening, regelende de vervanging van
Inlandsch erfelijk individueel bezit door eigendom krachtens de
vierde bepaling der voormelde wet, wordt door Ons vastgesteld.
(2)' De Inlander, aan wien de eigendom van grond is afge
staan, heeft het vrije genot van den grond, en kan daarover
vrijelijk beschikken, behoudens de beperkingen, in de vierde en
vijfde bepaling der voormelde wet bedoeld en behoudens de ont
eigening ten algémeenen nutte tegen behoorlijke schadeloosstelling.
(3) Overigens is hij niet aan de bepalingen van het Burger
lijk Wetboek voor Europeanen en daarmede gelijk gestelden in
Ned. Indië onderworpen, behoudens de bepalingen van art, 75
van het Reglement op het beleid der Regeering van Ned. Indië.
Noot. Als gevolg van de vierde alinea der Agr. Wet
werd bij Kon. Besluit van 16 April 1872, N°. 29, (Ind. Stbl. 117)
de regeling vastgesteld betreffende de vervanging van het
erfelijk individueel gebruiksrecht door Inlanders door eigendom,
bekend onder den naam van Agrarisch Eigendomwaarover
later eene meer breedvoerige beschouwing in verband met
die getroffen regeling zal volgen.
Art. 8. Met den verkoop van kleine stukken gronds, bedoeld
in het tweede lid van art. 62 van het Reglement op het beleid
der Regeering van Ned. Indië wordt volgens de bestaande of
nader door den Gouverneur-Generaal te geven voorschriften met
in achtneming van de tweede bepaling der in hoofde dezes voor
melde wet, voortgegaan. De stukken mogen "ieder eene opper
vlakte van tien Bouws (7096.5 M2.) niet te boven gaan.
142