van algemeene landbouwbelangen en die werkzaam zijn, hetzij
over eene geheele provincie of over een aanzienlijk gedeelte van
een of meer provinciën, hetzij over het geheele land of een aan
zienlijk gedeelte daarvan».
De contributie dezer buitengewone leden bedraagt ten minste
ƒ25.—.
(De jaarlijksche contributie der gewone leden bedraagt ten
minste f 2,50, voor de leden der Nederlandsche Heidemaatschappij
bedraagt deze ten minste f 1.
De bovenbedoelde statutenwijziging heeft ten doel de geweste
lijke organisaties van landbouwers, voor wier gebied ruilverkaveling
van belang is, in de gelegenheid te stellen medezeggenschap te
krijgen in de zaken der Hoofdafdeeling.
«Bij toetreding als buitengewoon lid van bedoelde organisaties
zal meer geregeld voeling verkregen worden met de vertegen
woordigers van hen, die met ruilverkaveling gebaat zouden zijn.
Door de organen dier organisaties zal dan ook in ruimeren kring
onder de aandacht van belanghebbenden kunnen worden gebracht
hetgeen op het gebied der Hoofdafdeeling wordt nagestreefd en
verricht.
Den 7 October j.l. had te Arnhem eene vergadering plaats
van leden der Nederlandsche Heidemaatschappij en der Hoofd
afdeeling «Ruilverkaveling», waarin werd besloten tot oprich
ting eener Afdeeling dezer Hoofdafdeeling voor «Arnhem en
nabij gelegen gemeenten». De statuten dezer afdeeling werden
vastgesteld en een bestuur van 3 leden gekozen, waaronder een
landmeter van het kadaster (van Rfessen).
Verschillende afdeelingen zijn reeds eerder opgericht in diverse
deelen van ons land (Aalten, Amsterdam, den Haag, etc.)
en naar de oprichting van verdere afdeelingen zal nu met vol
harding moeten worden gestreefd; in het bestuur dezer afdeelingen
zullen verder zooveel doenlijk de eigenaren en gebruikers
van onzen bodem zelf zitting moeten nemen, terwijl ten behoeve
hunner voorlichting zoo mogelijk een landmeter van het ka
daster zich beschikbaar behoort te stellen als medebestuurslid.
Alleen dan kan de propaganda in de gewenschte banen worden
geleid, omdat de gebruikers van onzen bodem zelf het best hunne
wenschen en belangen kunnen bepleiten, doch daarbij de voor-
147