volgde grondpolitiek, als zijnde uit den tijd, als genietende eene rustige rust, die roest, doet het mij genoegen, de gevoerde politiek betreffende de Inlandsche bezitsrechten te kunnen prijzen, omdat daaruit spreekt kennis van land en volk. Ieder Ouder is volgens de Wet verplicht voor de opvoeding zijner kinderen te zorgen. Deze wettelijke plicht is nauw begrensd. De moreele plichten strekken zich veel verder uit, dan die door de wet aangegeven. Hij zal dan niet kunnen volstaan met zijne kinderen voldoende scholen te geven, en dan maar verder aan hun lot over te laten. Hij zal studie moeten maken van de diverse karaktereigenschappen, die zich bij die kinderen open baren, de minder gewenschte eigenschappen trachten te smoren of wel de scherpe kantjes er van afhalen en de andere in goede banen leiden. Zoo ook dient het Gouvernement te handelen met zijne onderdanen, daarbij de minst ontwikkelden het meest tot onderwerp van hare bemoeienis makende. Het gros der Inlanders zijn niet meer dan kinderen. Voor velen is het hard «waarheden» te hooren, doch men dient wel te bedenken, dat het de beste vrienden zijn, zij, die iemands feilen toonen. Er zijn weinig Inlanders, die denken aan den dag van morgen, zorgeloos is hun bestaan. Om een familiefeest of slamatan te geven, steekt men zich in schulden, verpandt men alle hebben en houwen, zonder na te denken, welke verplichtingen men is aangegaan en of men vroeg of laat in de gelegenheid is de aangegane verplichtingen na te komen en het pand kan in lossen, «het Inlandsch-bezitsrecht». Het Gouvernement, deze en andere zwakheden, «karakter eigenschappen» van den Inlander kennende, heeft de bescher mende hand over hem uitgestoken. Het is geen te loochenen waarheid, dat zonder die bescherming, zonder die beperkende bepaling van het beschikkingsrecht, de Inlander weinig vierkante meters grond meer zou bezitten. Er is geen middel goed genoeg of het wordt aangewend, zoowel door Arabier als door Chinees en niet minder door den zoo- genaamden Blanken Arabier, om den Inlander van zijn kost baar bezitsrecht te ontdoen. Eene belangrijke uitspraak kon men dezer dagen lezen in De Preanger Bode over dit onderwerp, belangrijk genoeg om haar hier mede te deelen. «De Procureur-Generaal bij het Hoog- 176

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1921 | | pagina 184