15
voorgesteld, benevens de lijn y a -f- bx, waarin x het aantal
jaren verloopen sedert den aangenomen aanvangsdatum en
b o, 13 c.M. de jaarlijksche verandering voorstellen.
20 Wordt niet zooals in het bovenstaande uitgegaan van de
veronderstelling, dat de zeewaterstand gelijkmatig, dat is graphisch
voorgesteld in rechte lijn, is gestegen, doch onderzocht of de
daling van den bodem, dat is de verhooging van den waterstand,
wellicht volgens eene golflijn heeft plaats gehad, dan bleek het,
dat voor de lijn, dié het best beantwoordt aan de waarnemingen
gedurende de periode 1862—1906 aan 8 peilschalen gedaan, de
vergelijking geldt:
y =5= —17,2 -j- o, 18x -f- 0,015 sin 0,07^ (x f 2),
waarin x het aantal jaren verloopen na 1900 en y de hoogte van
den gemiddelden zeestand in c.M, ten opzichte van N.A.P. aangeeft.
Hiernit volgt dus eene daling van den bodem van 18 c.M.
per eeuw.
De uitkomsten van Ramaer, weergegeven door de formule
y a -j- 0,13 x hierboven bedoeld, werden aan eene critische be
schouwing onderworpen door Prof. H. G. van de Sande Bak-
huijzen, naar aanleiding van eene vraag van den Minister van
Binnenlandsche zaken aan de Kon. Akademie van Wetenschappen
gedaan omtrent de daling van den bodem langs de Noordzee.
Prof. van de Sande Bakhu ijzen heeft bij zijn onderzoek,
opgenomen in eene Nota in het Bijvoegsel van het Verslag van
de gewone vergadering der Wis- en Natuurkundige afdeeling der
Kon. Akademie van Wetenschappen van 30 Oct. 1909, de 4 eerste
en de 4 laatste jaren van de 35-jarige periode van Ramaer, die
blijkens bovenstaande figuur vrij sterk van de overige afwijken,
uitgeschakeld en komt dan tot het resultaat, dat de tusschen-
liggende jaren niet op eene daling van den bodem, doch op eene
rijzing van 0,05 c.M. per jaar wijzen, zoodat aan de uitkomsten
van Ramaer slechts eene geringe waarde zou kunnen worden
gehecht.
Tegen deze conclussie is aangevoerd, dat aan de waarnemingen
van alle jaren evenveel waarde behoort te worden toegekend en
het derhalve niet rationeel is, om bepaalde jaren uit te sluiten,
daar de grootere perioden het meeste vertrouwen verdienen, ook
in verband met den grooten invloed van den wind op den zee
waterstand. De Ingenieur D. H. S. Blaupot ten Cate is dan