v~
Daar de oorsprong is gelegen in 't midden der lijn pi p2,
heeft men
z1 z2.
De vergelijkingen ter berekening der coëfficiënten c worden
nu als volgt:
co zi2 ci zi ~t~ c2 0
C0 Z22 -j- C] z2 -j- c2 o
Co z32 "f" Cl z3 -|- C2 S3.
Uit Zi z2 volgt C] o, waardoor deze drie vergelijkingen
zijn terug te brengen tot:
c0 zi2 c2 o
Voor c0 en c2 vindt men hieruit:
c2 Co zp
De coëfficiënten c0 en c2 zijn uit deze formule bekend.
Om nu voor een waarde zn de bijbehoorende correctie su te
vinden, heeft men zu te substitueeren in
F (z) c0 z2 c2 of
F (z) c0 (z2 Z\ z).
Dus s„ c0 (zu2— Z12)
en Zn zn -f- sn waarna
Xpn reëele gedeelte in zn -j- su,
yPn
X imaginair gedeelte in zn -j- su.
5. Eigenschappen.
Om te vinden de correctie, die moet worden aangebracht aan
een zekere waarde zn, m. a. w., om te berekenen de «verschui
ving» voor een willekeurig punt pn, passen we toe de formule:
sn c0 (zn2 Zj2) c0 (zn -f Zï) (zn Zi).
Beschouwen we in nevenstaande
figuur de lijnen als richtingsgetallen,
dan is, in aanmerking genomen, dat
z, z2:
Men verkrijgt het produkt van eenige richtingsgetallen, door
2 I
C0 Z32 -j- Cg S3.
S3
Co
z3
1
P2 Pn Zn -(- Zj
Pl Pn Zn Zj.