73
telijke randen daarvan samengeschoven en opgeperst tot de ge
weldige bergketenen, die thans de oostzijde van den Grooten
Oceaan omgorden.
Zoo drong ook de Australische Continentale schots noordwaarts,
waardoor Nieuw-Guinea kwam te liggen naast de Aziatische
eilanden-guirlanden, terwijl op het Eur-Aziatischc Continent in den
tertiairen tijd langs de middellandsche breukzone de machtige
hooggebergten werden opgeperst, die wij aldus nog in de ketenen
van Alpen en Himalaya aanschouwen.
Westelijk Europa werd in den loop der opeenvolgende ge
ologische tijdperken door een vier-tal hevige orogenetische
bewegingen in beroering gebracht. Dit begon reeds in het
Algonkium met de opplooiing van de «huronische* gebergten;
gedurende het Cambrium en het begin van het Siluurtijdperk
heerschten vrijwel bewegingsrust en groote afzettingsbe-
drijvigheid, de glyptogenesis (afbraak en vereffening van het
hooge reliëf) en de lithogenesis (vorming van sedimenten in de
geosynclinalen) deden hun werk.
Tegen het einde van het Siluurtijdperk begon de Caledo-
nische* orogenetische periode; in het Noorden van Schotland
vormden de geabradeerde resten van de oude huronische gebergten
den weerstand tegen de uit het Z.O. opgestuwde Caledonische
dekbladen, onder plooiing en overschuiving opgeperst tot hooge
gebergten. In het Devoon heerschten weder bewegingsrust en
vereffening van het reliëf, totdat in het «Anthracolithicum de
geweldige Hercynischeopplooiing begon. Van Aken oostwaarts
met een wijden boog langs den Harz tot Silezië kon de uit het
Zuiden komende plooiingsdruk zich vrij uitstuwen naar het Noorden,
doch van Aken westwaarts tot Ierland werd dit belet door het
Caledonisch geplooide massief van Braband en het Anglo-
Belgische massief, als resten van de oude vereffende Caledoni
sche romp, waartegen de hercynische dekbladen opliepen; bij
de oostpunt van het Massief van Braband verandert de plooiïng
dientengevolge van richting, de Variscische boog loopt van hier
Noordoostelijk, terwijl de Armoricaansche westelijk is gericht.
Tijdens de Trias-, Jura- en Krijtperioden heerschte weder
betrekkelijke rust; belangrijke gedeelten van het hercynische
gebergte, dat zich uitstrekte van Silezië over Bretagne (Armo-
rica) tot aan de Appalachen in Noord-Amerika werden vereffend,