DE SECULAIRE HOOGTEVERANDERINGEN VAN
NEERLANDS BODEM TEN OPZICHTE VAN
DEN MIDDELBAREN ZEESTAND.
I.
Inleiding. Historisch Overzicht.
«Luctor et emergo»! «Ik worstel en ontzwem»! Deze
niet alleen van strijd doch tevens van een onwrikbaar vertrouwen
in de toekomst getuigende kenspreuk van onze fiere Zeeuwen
is ook het beteekenisvolle devies van den landzaat in menig deel
van ons Rijk.
De eischen van bewoonbaarheid en hoogere productiviteit van
onzen vaderlandschen bodem vorderen steeds grootere inspanning
van de organen, die onze waterstaatkundige belangen hebben te
verzorgen. De in het afgeloopen jaar geïnstalleerde «Rijkscom
missie voor de ontwatering» die de oprichting heeft voor te
bereiden van het «Rijksbureau voor de ontwatering» heeft
dan ook eene moeielijke doch tevens zeer dankbare taak te ver
vullen; de oplossing toch van het vraagstuk der ontwatering van
onzen bodem, gepaard met eene wettelijke regeling der ruilver
kaveling, moet leiden tot eene zegenrijke bevrediging van bo
vengenoemde eischen.
Groote uitgestrektheden van onzen bodem zijn langzamerhand
onder zulke verhoudingen gekomen, dat niet alleen de niet inge
polderde gebieden gebukt gaan onder den overlast van het niet
tijdig genoeg afstroomende water, doch dat ook het water van
vele polders hoe langer hoe hooger moet worden opgevoerd en
'e afvoer van het boezemwater steeds meer bezwaren ondervindt;
oo moest de Wieringerwaard het getal zijner molens vermeerderen,
rechterland en Rijnland verlaagden meermalen hun peil.
Verder wijzen wij hier op Friesland, waar de sluizen in de
Zuiderzeedijken van Workum tot de Lemmer in sommige tijden
in het geheel niet of slechts weinig tot den afvoer van het boe
zemwater kunnen bijdragen, omdat de eb in de Zuiderzee niet
laag genoeg afloopt. Of deze toestand aldus reeds bestond tijdens
de stichting van deze sluizen en men derhalve destijds reeds was
«Luctor et emergo».