78 2o M. alluvium moest worden doorboord vóór debovenkant van het diluvium werd bereikt en de «keileem« nergens werd aangeboord. De tectoniek van Centraal-Nederland wordt als het ware be- heerscht door de groote depressiezone der Groote Slenk, die van het Bekken van Keulen af in het verlengde van de Slenk Sittard-Roermond, zich steeds verwijdend, Noord-Westwaarts loopt naar de Noordzee. De Zuidwestelijke breuklijnen dezer Slenk, die bij den Briel de zee bereiken, loopen op opvallende wijze parallel aan de Oostkust van Engeland en Schotland. Langs den Noord-Oostkant wordt de Groote Slenk begeleid door eene tweede iets minder diepe Slenkzone, die langs de Slenk van Venlo en de Geldersche Vallei loopt en met de Groote Slenk als 't ware een tweeling-slenk vormt. Beide Slenken zijn van elkaar gescheiden door de betrekkelijk smalle horstenzone »Gooi- Mill-Peel-Erkelenz» en eerst aan de Westzijde daarvan volgt de diepe afschuiving. Noord-Oostwaarts van de breede horstenzone «Veluwe-Geldern» volgt dan de «IJsel-Nederrijn-Slenk», die Oostwaarts wordt begrensd door de hooge gronden van Oost-Nederland. Dit horsten- en slenkensysteem, dat alleen voor het Zuidelijke deel van ons land meer uitvoerig bekend is, zet zich blijkens de resultaten der diepboringen Noordwaarts voort in het geosynclinaalgebied. De «keileem» ligt op Texel en Wieringen (voortzetting van de horstzone «Veluwe-Geldern») op 10 a 12 M. -j- N. A. P., bewesten Texel ligt op den zeebodem een bij de visschers berucht kei- steenenveld en bij dregproeven van het Instituut te den Helder werden hier geschramde Noorsche gesteenten opgehaald; op de diepe afschuiving bewesten Wieringen langs de breuklijn van het Amsteldiep wezen wij boven reeds. Blijkens de ligging van het aangeboorde «hoofdterras» zet de Geldersche Vallei zïch wellicht voort onder Hoorn, terwijl Alkmaar zou kunnen liggen op de voortzetting van de horstzone «Gooi-Utrechtsche heuvelen». Bij Schoorl werd de «keileem» aangeboord op eene diepte van 140 M.N. A. P.blijkbaar zijn wij hier dus reeds weder in het gebied van de Groote Slenk. Deze reusachtige slenk zal echter wellicht ook nog moeten worden beschouwd als eene aan eenschakeling van secundaire horsten en slenken, zooals ook de resultaten der Magnetische Opneming van ons land door Dr. van Rijckevorsel doen vermoeden. Men raadplege hier-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1921 | | pagina 82