8o tamelijk kort achter ons. Op de kleilaag van de dichtgeslibde baai der Eemzee vormde zich later eene veenlaag, wat slechts mogelijk was bij eene verhooging van den bodem tot op een peil geschikt voor vegetatie en veen vorming; thans ligt dit oude veen zoo diep, dat bij Nijkerk eene daling moet worden aange nomen van ongeveer 13 M., sedert de vorming van deze veenlaag. Daar de Eemzee in de Groote Slenk niet doordrong tot Utrecht, moet de Geldersche Vallei aan sterker daling onderhevig zijn geweest dan de Groote Slenk, tenzij deze laatste wellicht tegen het indringen van de Eemzee werd beveiligd door den verzonken diluvialen stuwwal, die van het Gooi af over de Gaasp west waarts loopt. Rijzing of daling zal meestal de verticale componente zijn eener in willekeurige richting werkende kracht; loodrecht op deze componente, dus in het horizontale vlak, zal derhalve ook veelal meer of minder verplaatsing moeten zijn. In de vergadering der leden van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs op 9 November 1907, waarin de heer J. C. Ramaer zijne voordracht hield over de «daling van den bodem van Nederland in verband met de waarnemingen betrekkelijk het Amsterdamsche Peil», werd door het lid R. A. van Sandick de aandacht gevestigd op het door Prof. Dr. J. J. A. Muller geconstateerde feit, dat na eene aardbeving op Sumatra, van een driehoek gevormd door 3 bergtoppen de zijden eene lengteverandering hadden ondergaan, tengevolge van eene wijzi ging der hoeken. lot den heer Ramaer werd daarom de vraag gericht, of in Nederland of in het algemeen in Europa wel eens is nagegaan, of ook hier de zijden van een driehoek ten aanzien van elkander waren verschoven. De heer Ramaer antwoordde, dat horizontale verplaatsingen als in vulcanische streken, waarop de heer van Sandick wijst, hier wel niet voor zullen komen; «hoogstens kan iets dergelijks «hier over groote oppervlakten tegelijk plaats hebben, maar dan «is het niet te constateeren». Verder gaat hij op deze zaak niet in. Tijdschrift van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1907/8 blz. 56.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1921 | | pagina 84