besloten tot de hoogte van den drij venden berg en dus tot de
dikte van het ijsveld, tijdens de afkalving. Daar het soortelijk
gewicht van ijs 0,9167 bedraagt en dat van zeewater 1,0273,
moet een massieve ijsberg dus met 9/10 van zijn gewicht in het
water dompelen, zöodat slechts ongeveer V10 zijner hoogte daar
boven uitsteekt. De ijsberg heeft bovenop echter dikwijls sneeuw
ijs en bevat daarenboven scheuren en kloven, zoodat het soorte
lijk gewicht vermindert, terwijl in den regel pok het onderge
dompelde deel het breedst zal zijn en de ervaring leert dienten
gevolge, dat de ijsbergen veelal slechts voor het 5/ö deel hunner
totale hoogte zijn ingezonken.
De hoogte van het boven den zeespiegel oprijzende deel der
drijvende ijsbergen kan 70 a 100 Meter en ook nog wel meer
bedragen; bij een ijsberg, die afkomstig was van den gletscher-
tong van het Groenlandsche inlandijs bij Jacobshavn consta
teerde von Drygalski eene hoogte boven den zeespiegel van
137 Meter; de totale hoogte van dezen ijsberg bedroeg dus toen
nog vermoedelijk minstens 800 Meter.
De snelheid waarmede het polaire inlandijs zeewaarts schuift is
vrij groot. De alpine gletschers bewegen zich van 0,15 M. tot
1,30 M. per etmaal voorwaarts, doch bij den gletscher van Jacobs
havn nam Heiland eene gemiddelde snelheid waar van 14,70
tot 19,77 M. per etmaal en bij die van Torsukatak van 10,16 M.
Het vooruitdringen of terugwijken van het uiteinde der glet
schers is aan grootere en kleinere perioden gebonden in verband
met meteorologische en kosmische oorzaken. De Rhönegletscher
week tusschen 1856 en 1880 meer dan 800 M'. terug, terwijl het
uiteinde van de «Mer de Glacé» in 1880 op een afstand van
1250 M. was gelegen achter de moraine van 1826. Van 1815
tot 1818 en van 1848 tot 1850 drongen alle gletschers in de
Alpen vooruit, van 1822 tot 1825 en van 1875 tot 1880 namen
bijna alle eene rugwaartsche beweging aan. De bovenbedoelde
gletscher van Jacobshavn week in 50 jaar 13000 M. achterwaarts
en nam 9 M. in hoogte af.
In 1903 begon eene voorwaartsche beweging der gletschers
van Noorwegen; de aanwas bereikte zijn hoogtepunt omstreeks
1911, waarna weder eene rugwaartsche beweging begon. Blijkens
het onderzoek van Dr. Rekstad in 1915 bleken van 19 gletschers
IO