wel degelijk aanwezig waren en ook nu nog altijd bestaan, voor vervallen zijn verklaard, alleen omdat ze tijdens de opmeting, die plaats vond bij een waterstand boven middelbare rivier, onder water stonden. Strikt genomen laat die door ons gewraakte zin snede toe, de kadastrale opmetingen langs de rivieren ook bij den hoogsten stand uit te voeren en in de kadastrale stukken een voorstelling te geven van den eigendomstoestand die geheel in strijd is met de werkelijke verhoudingen. Art. 67 is nog woordelijk gelijkluidend aan 't overeenkomstige artikel in de Instructie van 1877. Had de uitgave van 1918 rekening gehouden met de Rivierenwet, dan hadden de bepalin gen sub. i°. a 4°. vermoedelijk meer overeenstemming vertoond met de voorschriften vervat in art. 20 van genoemde wet. Hoewel de domein- en rivieraangelegenheden daarbij niet recht streeks betrokken zijn, veroorloven we ons art. 77 I. K. binnen den kring van onze «bespiegelingen» te betrekken om daarbij, na de opmerking dat het weinig rekening houdt met het onder scheid tusschen de begrippen «cijfer» en «getal», aan te teekenen dat de uitdrukking «schuine zijde» voorkomende in punt 9, niet gelukkig gekozen schijnt. Met wat goeden wil raadt men wel dat bedoeld is de afstand tusschen het te bepalen punt en een buiten de loodlijn gelegen punt der meetlijn, dit neemt niet weg dat er voor het woord «zijde» hier geen ploats is wijl er geen sprake is van iets dat een zijde heeft of kan hebben. We zouden lust gevoelen om het in punt 10 voorgeschreven opnemen van steenen palen te ontraden aan den Landmeter van 't Kadaster die voor zijn dienst opmetingen verricht langs de groote rivieren. Hoe verleidelijk die met milde hand op de rivierwerken, de uiterwaarden en de dijken geplaatste soliede steenen palen: nummerpalen, peilraaipalen, dijkpalen, etc. hem daartoe mogen uitnoodigen, hij zou zich in zijn verwachtingen bedrogen zien als hij haar de verzekering van de plaats zijner meetlijnen en grenspunten toevertrouwde. De ervaring heeft ons geleerd dat elke van die steenen op zijn tijd uit wandelen gaat. Sommige geraken door verzakking of door eenige oorzaak van buiten, uit den verticalen stand, andere worden voor een of ander terreinbelang tijdelijk verwijderd en wijl de bestemming van geen dier palen vordert dat zij na herstelling in den verti calen stand of bij herplaatsing, nauwkeurig haar oorspronkelijke ii5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1922 | | pagina 115