bewaring van de hypotheken te worden ingeschreven, overge
schreven, vermeld of aangeteekend, op gelijke boete worden aan
geduid door de opgave van de gemeente, de sectie en het nummer,
waaronder elk perceel in de schrifturen van het kadaster bekend
is, behoudens verdere omstandige beschrijving, indien deze door
de belanghebbenden verlangd of door bestaande wetten of reg
lementen gevorderd wordt», van belang, dat algemeen worde
aangenomen, dat in notarieele akten gebruikt mogen worden de
kadastrale nummers, die vervallen zijn op den dag van het ver
lijden der akte.
Verschillende rechterlijke en ministerieele beslissingen hebben
art. 37 der Notariswet aldus uitgelegd, dat op het oogenblik van
het verlijden der akte het daarin vermelde nummer moet overeen
stemmen met dat aan de bewaring.
Uit één P. W. n.l. N°. 4008 blijkt, dat een bewaarder in zijn
ijver er aan gedacht heeft, een notaris in overtreding te stellen,
wanneer by het inleveren der akte het nummer veranderd was.
Terecht is deze al te dwaze opvatting in dit P. W. veroordeeld.
Er blijkt evenwel ook uit dit P. W., dat het nummer op den dag
vnn het verlijden moet overeenstemmen met dat aan de bewaring.
Zeer belangrijk is P. W. Nu. 8693 (Min. Aanschr. 29 Mei 1895),
waarin geconcludeerd wordt, dat: «de notarieele akte, die een
vervallen kadastraal nummer inhoudt, niet de vereischte opgaaf
volgens art. 1219 B. W. bevat en dat de daarnaar genomen in
schrijving derhalve nietig is. Geldige inschrijving zal niet anders
kunnen plaats vinden dan door inschrijving van borderellen, op
gemaakt krachtens notarieele akte, waarin het verbonden perceel
naar zijn werkelijke kadastrale aanduiding is vermeld.»
Art. 1219 B. W. eischt vermelding van het bezwaarde goed
naar aanleiding der kadastrale indeeling en art. 1235 dreigt met
nietigheid by niet naleving.
Art. 37 Notariswet bevat in andere woorden hetzelfde voor
schrift voor alle notarieele akten als in art. 1219 B. W. voor de
akten van hypotheekstelling wordt gegeven; op overtreding van
art. 37 Notariswet is alleen boete gesteld.
Dat dus voor hypothecaire inschrijvingen streng wordt gelet
op het naleven van art. 37 N. W. en art. 1219 B. W, is in het
belang van het publiek. De rechtsgeldigheid der inschrijving
hangt ervan af. Iets anders is het, of het aan de Notarissen
118