er 18 terug te zijn gegaan ten opzichte van hun stand in 1914,
terwijl slechts 1 nog iets vooruit wa§ gedrongen, n.l. de Fond-
dalsbrae, een der takken van de Svartis. Somtijds was de
teruggang zeer aanzienlijk, bijv. 38 M. bij de Brysdalsbrae.
Deze bewegingen, voor- en achterwaarts, zijn alle echter slechts
kleine schommelingen van de orde der secundaire variaties, die
van betrekkelijk weinig invloed zijn op den huidigen algemeenen
dalenden gang der gletscherwerkzaamheid.
Onder de meteorologische oorzaken, die de kleine schommelingen
beheerschen spelen vooral de zomertemperatuur en de neerslag
eene belangrijke rol, terwijl bij de seculaire periodeneener meer
algemeene verijzing o.a. aan de veranderlijkheid der excentriciteit
van de aardbaan, aan de praecessie der nachteveningspunten en
aan de beweging van de lijn der «apsiden» x) kan worden gedacht.
De excentriciteit der aardbaan schommelt tusschen 0.0033
en 0.0747; thans bedraagt zij 0.01677. Het verschil in afstand tot
de zon, naar mate de aarde zich in het aphelium of in het
perihelium bevindt, bedraagt thans ongeveer 5.IO6 K.M., terwijl dit
verschil in den tijd der grootste excentriciteit 22.IO6 K.M. kan be
dragen of ongeveer lh van den afstand der aarde tot de zon. De
warmte verhouding in perihelium en aphelium is dan als 26 19.
Over 23980 jaren zal de excentriciteit het kleinst en de baan der
aarde dus bijna cirkelvormig zijn, terwijl zij 85000 jaren geleden
hare grootste waarde had en de baan dus zeer langwerpig was.
Dit is dus wel eene periode van zeer langen duur, doch tevens
van groote beteekenis.
De jaarlijksche praecessie der nachteveningspunten bedraagt:
5o",2ii29 -f- o",0002443 t, waarin t het tijdsverloop na het
jaar 1750 aangeeft. De periode dezer praecessie is 25796 jaar.
In eene richting tegengesteld aan de beweging van de lijn der
nachteveningen beweegt zich de lijn, welke perihelium en aphelium
verbindt, de lijn der «apsiden» en wel jaarlijks:
11",45175 o"oooi2°3 t, zoodat «lentepunt» en perihelium
elkander per jaar naderen:
61 ",66304 0,0003646 t. Een geheele rondgang wordt volbracht
in 20900 jaar, zoodat het perihelium ongeveer 10500 jaar noodig
heeft om van het eene nachteveningspunt tot het andere te komen.
11
T) '1i'c Kromming.