toepassing te verklaren; mocht evenwel art. 37 N. W. aldus ge
wijzigd worden, dat er een behoorlijke termijn b.v. een maand
was, waarin ook nog vervallen nummers in akten konden worden
gebruikt, dan zou het geen zin meer hebben, de akten van eigen
domsovergang anders te behandelen dan die van hypotheekstelling.
«Alle notarieële akten, bestemd enz.: moeten de kadastrale ken
merken bevatten en wanneer het in de praktijk mogelijk is, daar
aan behoorlijk te voldoen, moet dat wetsartikel ook gehandhaafd
worden en niet door ministerieële voorschriften in verschillende
gevallen verschillend worden toegepast.
Wordt thans bij een notarieële akte een perceel verkocht, dat
in de akte wordt aangeduid met een reeds vervallen kadastraal
nummer, terwijl de tervisieligging van den Staat N°. 75 nog niet
is afgeloopen, dan wordt de eigendomsoverdracht zoowel in de
kadastrale als in de hypothecaire boekhouding gewoon toegepast.
De notaris wordt niet opmerkzaam gemaakt op de gemaakte fout.
Wordt evenwel in dezelfde akte door den verkooper hypotheek
bedongen wegens onbetaalde kooppenningen of wordt bij dezelfde
of bij een andere akte door den kooper aan een derde hypotheek
op het «als voren aangeduid» perceel verleend, en komen daarna
de borderellen, op die akte gegrond, ter bewaring in, dan
krijgt de notaris bericht, dat de akte fout is, dat de in den regel
dan reeds ingeschreven hypotheek dus nietig is, dat de inschrijving
van borderellen van rectificatie, op notarieële akte van rectificatie
gegrond, wordt geeischt.
Nu is dit wel het gevolg van art. 1219 B. W. in verband met
art. 1235, maar het voorschrift van art. 1219 B. W. is in andere
woorden toch hetzelfde als dat van art. 37, 2e lid N. W. en logisch
zal het zijn, dat voor alle notarieële akten ook administratief
dezelfde eisch gesteld zal worden, wanneer dat in de praktijk
mogelijk zal blijken.
18 Mei 1922. M. A. Hollestelle.
121