DE VOORGESTELDE WIJZIGING VAN DE ARTIKELEN
309 EN VOLGENDE VAN HET WETBOEK VAN
KOOPHANDEL.
Bij Koninklijke Boodschap van 8 Mei 1920 is bij de Tweede
Kamer ingediend: een ontwerp van wet tot herziening van ver
schillende titels van het Tweede Boek van het Wetboek van
Koophandel en wijziging van daarmede samenhangende artikelen
in andere wetboeken en in de Faillissementswet.
Het ontwerp is het werk van Prof. Mr. W. L. P. A. Molen-
graaf f. Deze heeft op uitnoodiging van de Regeering een
voorontwerp samengesteld. Dit voorontwerp is in handen gesteld
van eene commissie van deskundigen op het gebied van handel
en scheepvaart, daarna zijn de door die commissie gegeven adviezen
weer door prof. Molengraaff in zijn voorontwerp verwerkt.
Nadat reeds in December 1915 een gedeelte van het ontwerp
bij de Kamer was ingediend, waarbij nieuwe bepalingen werden
voorgesteld omtrent aanvaring en hulp bij berging, over welk
ontwerp reeds voorloopig verslag door de Commissie van rappor
teurs is uitgebracht, zonder dat een en ander tot wetswijziging
heeft geleid, is thans het groote ontwerp tot wijziging van het
2e boek aanhangig gemaakt. Over het algemeen wordt zeer
gunstig door de deskundigen over dit ontwerp geoordeeld.
Zoo werd b.v. op de vergadering van de Nederlandsche Ju-
ristenvereeniging, in 1920 te Maastricht gehouden, met algemeene
stemmen eene motie aangenomen, waarbij aan de Staten-Generaal
werd verzocht, het ontwerp onverwijld en ongewijzigd tot wet
te verheffen.
Men kan er zich op voorbereiden, dat dit in hoofdzaak het
geval zal zijn, wanneer de Kamer het ontwerp eenmaal in be
handeling neemt.
Het is mijn bedoeling hier alléén te behandelen die wijzigingen
in het Wetboek, die betrekking hebben op de Boekhouding van
de Schepen. Daar tot nog toe die boekhouding wordt verzorgd
aan de bewaringen van de hypotheken, het kadaster en de scheeps-
bewyzen, is het voor hen, die daarmee belast zijn of ermee in
aanraking komen, van veel belang, de voorgestelde wijzigingen