44
de instelling der vordering in het scheepsregister worden ge
vraagd. De uitvoering van het vonnis werkt in dit geval terug
tot den dag der aanteekening.»
Dit artikel ziet blijkens de redactie zoowel op aanteekeningen
betreffende de tenaamstelling als op aanteekeningen betreffende
de bezwaardheid van schepen.
Stelt men dus een vordering in, het zal regel worden, dat men
daarvan onverwijld aanteekening laat doen.
Heeft men die aanteekening niet gevraagd, dan kan degene,
op wiens naam het schip staat, gewoon zijn gang blijven gaan.
Derden moeten op den inhoud van het scheepsregister kunnen
afgaan. Van het grootste gewicht is het volgende artikel 318 a,
dat het positief stelsel van eigendomsoverdracht voor de schepen
huldigt in den eersten zin: «Ten behoeve van dengene, die te
goeder trouw en onder bezwarenden titel eenig recht op een
schip heeft verkregen, wordt de inhoud van het scheepsregister
geacht juist en volledig te zyn
Volgens de Memorie van Toelichting is de inhoud van het
scheepsregister: het geheel van de mededeelingen omtrent den
rechtstoestand van het schip, welke in het scheepsregister zijn
vervat.» Aan dengene, die in vertrouwen op het register heeft
gehandeld, kan niet worden tegengeworpen, wat niet is geboekt,
noch ook, wat met het geboekte in strijd is. Is er dus verkeerd
geboekt, de nieuwe eigenaar, die te goeder trouw gehandeld
heeft met dengene, die, hoewel abusief, te boek stond als de
rechthebbende, is werkelijk eigenaar geworden.
Is er schade door de verkeerde boeking ontstaan, dan zal de
Staat hiervoor verantwoordelijk zijn, wanneer de verkeerde boe
king te wijten is aan den ambtenaar, met de boekhouding belast.
Zeer verantwoordelijk werk wordt dien ambtenaar op de
schouders gelegd. Bij iedere overboeking of bezwaring zal
nauwkeurig moeten worden nagegaan, of wel de als eigenaar
bekende optreedt als verkooper of onderzetter, en vooral, of naar
de voorgeschreven vormen is gehandeld.
Een steun zou het voor den ambtenaar zijn, wanneer de iden
titeit van den verkooper of onderzetter vast stond, wanneer dus
ook het vervreemden (evenals het bezwaren, waarover later) bij
authentieke akte moest geschieden. Dit eischt de wet niet (zie
art. 315).