-
45
Ten zeerste gewenscht is, dat de algemeene maatregel van
bestuur zal bevelen, dat natuurlijke personen steeds in de akte
opgeven den datum van hun geboorte en dat vennootschappen
opgeven de akte, waarbij zij zijn opgericht of het Kon. Besluit
van de goedkeuring der Statuten.
Nu toch steeds gegevens omtrent het Nederlandersschap moeten
worden verstrekt, zou het eene kleine vermeerdering van formali
teiten zijn. Het nut zou groot zijn, vooral voor de inrichting
van de centrale boekhouding. Zie hierna.
De kans om fouten te maken, moet, waar dit mogelijk is, ver
kleind worden.
Het vervolg van art. 318a luidt: «Hem kunnen bijzondere be
perkingen van de beschikkingsbevoegdheid zijner wederpartij
niet worden tegengeworpen, tenzij daarvan blijkt uit het register.
Veranderingen, in den inhoud van het register gebracht nadein-
schrij ving van het door hem verkregen recht, werken niet te zij nen na-
deele, behoudens de bepaling aan het slot van het vorige artikel.»
Volgens de Memorie van Toel. moeten niet de algemeene be
perkingen in het register aangeteekend worden, b.v. minderjarig
heid, huwelijk, curateele, faillissement, daar hiervan op andere
wijze openbaarheid is verzekerd.
Die bijzondere beperkingen moeten aangeteekend zijn, die op
geen andere wijze behoorlijk worden openbaar gemaakt, b.v.
onder-bewindstelling, beslag.
De algemeene beperking door minderjarigheid zou niet aan
wezig kunnen zijn, als de vermelding van den geboortedatum in
de akten voorgeschreven was.
De slotzin drukt nogmaals uit, dat de inhoud van het register
vertrouwen moet verdienen; was dus eene boeking onjuist en is
daarop afgegaan, wat natuurlijk te bewijzen is door een officieele
verklaring van den ambtenaar over te leggen en wordt later die
onjuiste boeking verbeterd, dan mag degene, die gebruik heeft
gemaakt van de eerste verklaring, hiervan niet het slachtoffer
zijn. Dat uitgezonderd zijn de veranderingen ingevolge rechter
lijk vonnis, waarvan de aanteekening van de instelling der vorde
ring is gevraagd, moest noodwendig bepaald worden wegens de
terugwerkende kracht van de uitvoering van het vonuis in art.
318 bepaald. Die aanteekening was openbaar, men kon zich dus
voorbereiden op een rechterlijk vonnis.