5 resp, daarbij behoorende vlakteuitgebreidheid, uitgedrukt door de abscissen. J) Deze reusachtige watermassa ondergaat echter nog voortdurend eene zij het dan ook zeer langzame vermeerdering door de vorming van «juvenil» water. Even als het afkoelende ijzer geleidelijk de enorme gasmassa weder afgeeft, die het in gesmolten toestand heeft opgenomen, zoo laat ook de langzamerhand afkoelende aarde de eens opge nomen gassen weder los; de onder enormen druk en hooge temperatuur vrij gekomen waterstof verbindt zich daarbij met de zuurstof tot «juvenil» water, dat-als dampwolken opstijgt uit de kraters der vulkanen en daarna als «vadose» regen weder neer stroomt langs hunne flanken. Het aldus bij de gasexhalaties der vulkanen en thermen gevormde «juvenil» water ver- «5% <3- USyjoóocfrcL/ohcjclLe JCromme cZe>-_Ac-i et. <Jj£>/0<2rl>~Lcc7cï<i octn 7t<fZ JjCinci. rZjce-i/oiegre7. Qem. /Sc/i oró-rLLOcau,. -!öo<3 -Zoaa .looo -4 O O <7 .Sooa bcxtff x) Dr. O. Kriimmel, «Handbuch der Ozeanographie», I. S. 37.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1922 | | pagina 5