verbetering vergeleken bij de vroeger algemeen gebruikte methode
van driehoeksmeting met netvereffening.
In de eerste plaats worden er veel meer richtingen gemeten
dan bij de netaansluiting.
Verder bestaat er bij velen neiging de regel: geleidelijke over
gang van het groote naar het kleine achteruit te dringen voor de
regel: de driehoekspunten direct te verbinden aan de gegeven
punten van hooger orde, waardoor richtingen op verafgelegen
punten noodzakelijk worden. Onder zulke omstandigheden kan
niet steeds worden voldaan aan de eisch van goede constructie
en komt er vraag naar theodolieten van grooter capaciteit, dan
vroeger noodig was.
Eindelijk is de vereffening volgens de methode der kleinste
vierkanten, die bij de afzonderlijke puntenbepaling wordt toege
past, alleen op haar plaats, wanneer de optredende verschillen
mogen toegeschreven worden aan waarnemingsfouten. Waar dit
niet het geval is, dient te worden onderzocht op de methode der
kleinste vierkanten daar de meest gewenschte correcties geeft.
Ik wil hopen, dat thans in Nederland de derde periode volgens
Jordan is bereikt, dan zal stellig het voorschrift der Technische
Handleiding, dat de verbinding der driehoekspunten kan geschieden:
«voor meer punten door vereeniging tot éen ketting of net van
driehoeken» meer worden toegepast en zullen de aansluitings
methoden door punttransformaties meer op den voorgrond treden.
Al zijn de oude methoden in de Nederlandsche praktijk ver
dwenen, in de litteratuur hebben zij zich gehandhaafd. De be
werkers van Schots' Landmeten en Waterpassen hebben zich
tot heden steeds beijverd, de methode, waartoe Schols ten slotte
is gekomen, in de opvolgende drukken van zijn werk op te nemen.
En de Vos heeft door de beschouwingen van Schols in zijn
«Leerboek der Lagere Geodesie» te verwerken, bijgedragen den
herinnering aan het verleden wakker te houden. 2)
Het is mijn bedoeling, de begrippen welke aan deze methoden
ten grondslag liggen, wat nader te belichten.
7i
In Indië worden de aansluitingsmethoden wel toegepast. Zie Tijdschrift voor
K. en L. 1914, bl. 77. Jaarverslag van den Topogr. dienst in Ned.-Indië over 190b,
1907, 1919 II.
2) Voor verdere litteratuur, zie Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akademie
van Wetenschappen, Afd. Natuurkunde, 2e Reeks deel XVI en deel XVIII.