7
geheel ontbreken, zooals bijv. aan den Noordkant van de Golf
van Biskaye en ook het vulkanisme soms een zeer grillig
relief aan den zeebodem kan geven, zooals bijv. in de omgeving
van Madera en de Canarische eilanden, waar bergen ter
hoogte van 4000 M. onder vaak steile helling oprijzen van den
bodem naar den zeespiegel, zoo heeft toch in het algemeen de
zeebodem een vrij eentoonig karakter, zoowel in de Oceanen als
in de Randzeeën.
De «rhythme» van het bodemrelief of het aantal verheffingen
per breedtegraad 111 K.M.) bedraagt voor Midden Europa
70 tot 200, wat overeenkomt met eene gemiddelde dalbreedte
van 1,5 tot 0,5 K.M.
Voor het profiel door de Noordzee van Lowestoft naar
IJmuiden bedraagt de «rhythme» Óen de gemiddelde dalbreedte
k£5 K.M., terwijl voor het traject van Shields over de Dog-
gersbank naar Sylt de rhythme slechts 1,9 bedraagt en de
gemiddelde dalbreedte toeneemt tot 58 K.M. De diepte der
inzinkingen van dit profiel wisselt van 2 tot 64 M. en bedraagt
gemiddeld slechts 18 *M.
Hieruit blijkt wel duidelijk het eenvormige verloop van den
bodem van dit gedeelte der Noordzee. Trouwens de benaming
«Bree Veertien» the broad Fourteens) voor het zeegebied langs
de Hollandsche kust is een gevolg van de omstandigheid, dat
hier over eene oppervlakte van ongeveer 35°° K.M2. schier overal
ongeveer 14 «Vadem» 25 M.) werd gelood.
Voor het meer zuidelijke gedeelte der Noordzee, in de om
geving «der «Falls» en der «Vlaamsche Banken», waar de
bodem ook al onder den invloed der Getijstroomen een
meer afwisselend karakter vertoont, zij hier nog verwezen naar
de kaart van dit gedeelte der Noordzee, opgenomen in Jaarg.
1914, blz. 172 van dit tijdschrift.
Na de terugtrekking van het Scandinavische landijs was de
Noordzee droog land, bevolkt met de talrijke scharen der groote
thans uitgestorven diluviale zoogdieren, waarop jacht werd ge
maakt door den eveneens daar wonenden palaeolithischen
mensch. Talrijk zijn de overblijfselen der groote viervoeters, op
de Doggersbank opgehaald in de netten der visschers; hon-
Dr. O. Kriirnrael, Handbuch der Ozeanographie, I, S. 94.