83
schepen blijft art. 750-50 ongeveer bestaan. (Zie hierna bij de
behandeling van dat artikel).
Iets anders is het met de bevoorrechte inschulden door wets
bepaling, waaromtrent dus niets in het scheepsregister is aange-
teekend. Deze gaan teniet na termijnen in art. 745 bepaald en
de nieuwe eigenaar moet zich van het al of niet aanwezig zijn
van deze inschulden op andere wijze doen inlichten. Dit valt
buiten ons terrein.
Art. 318^ verklaart op scheepshypotheken toepasselijk, met in
achtneming van den aard van het onderpand, de artikelen B. W.
1217 (3e en 4e lid), 1220, 1223, 1236, 1243, 1248, 1249, 1251 t/m
1263, 1266 t\m 1268 en de art. W. v. Kooph. 29J en 298.
Niet al deze zullen we nagaan. Verschil met gewone hypo
theek, dat niet toepasselijk is art. 1217, 2e lid, zoodat de volmacht
tot verleenen van scheepshypotheek ook bij onderhandsche akte
zal mogen gegeven worden.
De eerste hypothecaire schuldeischer zal ook het beding van
art. 1223 kunnen maken. De mogelijkheid om te bedingen dat
ingeval van schade, aan een verzekerd schip overkomen, de ver
zekeringspenningen in de plaats der hypotheek zullen treden en
dat de verzekerde verplicht zal zijn, de schadevergoeding met den
schuldeischer te verrekenen, volgens art. 297 en 298 W. v. K.
is ook belangrijk.
Voor de bewaarders van de hypotheken is het meest van be
lang de toepasselijk verklaring van art. 1266 thn 1268 B. W., waar
door de ontwerper heeft te kennen gegeven, dat hij aan die amb
tenaren de taak van de boekhouding van het scheepsregister heeft
toegedacht. De verantwoordelijkheid zal voor den Staat zijn, de
ambtenaren zullen zich tegenover den Staat verantwoordelijk ge
voelen en hun gewichtig werk met de uiterste zorg en nauw
keurigheid moeten verrichten.
Art. 318 t bevat een zeer bezwarende bepaling voor een scheeps
eigenaar, die willig een schip of zijn aandeel erin verkoopt, waar
door dit schip ophoudt een Nederlandsch schip te zijn. Daardoor
wordt aan de schuldeischers ontnomen de waarborg, dien hun de
toepasselijkheid der Nederlandsche wet geeft.
Rusten er op het schip bevoorrechte inschulden, die zoolang
het schip een Nederlandsch schip was konden verhaald worden
op schip en vracht, door de willige vervreemding worden de