94
^miswijzingAl moge 't geloof in de waarheid van zijn pas
gekaarteerde eigendomsgrenzen, dat elk rechtgeaard kadaster
landmeter behoort te bezielen, daardoor ook nog zoo gevoelig
worden getroffen, het is een helaas niet te weerleggen feit
wat intusschen niemand het Kadaster tot grief kan maken dat
zelfs de met de meest denkbare zorg en nauwkeurigheid opge
meten rivierwaartsche grens van een aan een bevaarbaren en
vlotbaren stroom gelegen grondeigendom als voorstelling van
eigendomsgrens reeds van nul en geener waarde is geworden,
op het tijdstip waarop zij moge dat ook aan de meest be
kwame hand zijn te danken als roode lijn ten papiere verschijnt.
De eigendomsscheidingen tusschen de in art. 577 B. W. ge
noemde wateren en de daaraan gelegen oeverlanden hebben de
voor 't Kadaster heel onaangename en ongerieflijke eigenschap,
dat zij zich nooit aan een bepaalde plaats gebonden achten, dat
zij altijd schommelen, voortdurend zich bewegen en onophoudelijk
van vorm en ligging veranderen en wijl het kadastrale plan nu
eenmaal niet zooals een film in staat is en niet in staat
kan zijn, een voorstelling te geven van een zich bewegende lijn,
moet het Kadaster vrede hebben met het denkbeeld, dat zijn
aanduiding van den rivieroever steeds en altijd achter is bij den
werkelijken toestand. Het kan alleen van tijd tot tijd een nieuwe
gedaante van die grenzen in kaart brengen, maar nooit kan de
gekaarteerde lijn iets meer beteekenen dan een aanduiding van
zoodanige grens op het tijdstip harer opmeting. Omtrent de ge
schiedenis van den oever, omtrent de eigendomsverhouding tusschen
den uiterwaard en den daarlangs vlietenden stroom, vóór of ook
na die opmeting, zegt die lijn ook niets. De Landmeter van het
Kadaster, die zich als 't ware heeft vereenzelvigd met het denk
beeld, dat een op het minuutplan of op een met al de gebruikelijke
zorgen samengestelde hulpkaart in teekening gebrachte scheiding
van eigendom, zooal niet wettelijk dan toch werkelijk in die
voorstelling haast den eenigen waarborg vindt voor hare onver
gankelijkheid, kan zich dat ligt voor de hand niet dan na
veel zielestrijd vertrouwd maken met de gedachte, dat er zich
onder die zoo geëerbiedigde lijntjes een heel stelletje bevindt
al zijn er dan sommige kantoren waar men zooiets te vergeefs
zou zoeken dat niet met behulp van passer, schaal, veldaan-
teekeningen, logarithmentafel en wat dies meer zij, op den bodem