gó Door met deze buiteling in de kadastrale voorschriften terug te vallen, zijn we vooruitgeloopen op de bespreking van de «ver wijzing» bij de kadastrale toepassing der opmeting van den, het laatst geconstateerden toestand van een rivier, waarbij wij ons vooreerst willen bepalen. Houden wij vast aan de straks gegeven beschouwingen, dan zouden we verder aldus moeten redeneeren: Had het Kadaster gedaan (kunnen doen) wat het, indien 't zich wil laten gelden als authentiek register van de geschiedenis van den grondeigendom, had behooren te doen, en de natuurlijke veranderingen van den eigendomsgrens van 't oeverland op den voet gevolgd, dan zou de lijn, die we na de kaarteering der jongste opmeting, als zoodanig in het plan zien aangebracht, op het tijdstip waarop ze werd opgemeten - reeds op de kaart hebben gestaan en hadden we niets te veranderen of te verwijzen gehad. Het handelde niet aldus (omdat het dit niet kon) 't bleef bij den werkelijken eigendomstoestand achter, 't vertoont een toestand die niet meer geldig of juist, dus verkeerd is en ver beterd moet worden. Daar is niets tegen in te brengen, zelfs niet met een beroep op het verbod om «onder voorwendsel van» enz., «veranderingen in den eigendomstoestand» aan te brengen, omdat de «verande ringen» hier niet worden aangebracht door de gewraakte kada strale verrichting, doch wettelijk reeds te voren waren voltrokken op grond van de in art. 651 B. W. nader omschreven wijze van eigendomsverkrijging door natrekking, of van de bepaling van art. 577 in verband met in verschillende artikelen omschreven wijze waarop zaken en zakelijke rechten te niet of verloren gaan. Toch zou, mits er geen andere zaken in 't spel zijn dan het openbare water en 't daaraan gelegen oeverland en de tot dusver in aanmerking genomen rechten van de eigenaren dezer onroerende goederen, er geen bezwaar zijn om de metingstaten te sparen voor de tentoonstelling van een aangebrachte verbetering en de verwijzing te doen in overeenstemming met de lijnen der hulp- kaart, omdat zulks eveneens op grond van bovenbedoelde bepalingen van het B. W., geen verandering zou brengen in de wederzijdsche rechten der betrokken eigenaren. Een heel ander aanzien krijgt evenwel de zaak wanneer niet meer is voldaan aan het daareven gemaakte voorbehoud. En daartoe kunnen allerlei omstandigheden aanleiding geven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1922 | | pagina 96