9
Ter verklaring van het feit, dat de Zoetwaterfauna van de
in de slechts ongeveer 50 M. diepe Java-zee uitmondende Kapoeas
van Westelijk Borneo in belangrijke mate afwijkt van die van
de in de een paar duizend meter diepe straat van Makassar uit-
stroomende Mahakkam van Oostelijk Borneo, doch groote over
eenkomst vertoont met de fauna der eveneens in de Java-zee
uitmondende Müssi van Sumatra's Oostkust, werd in 1919 in de
Vergadering der Wis- en .Natuurkundige afdeeling der Kon.
Akademie van Wetenschappen te Amsterdam door Prof. G. A.
F. Molengraaf en Prof. M. Weber gewezen op de hypothese
van Penck, waarbij wordt aangenomen, dat gedurende den
plioceenen ijstijd zooveel water door de ijs- en sneeuwbedekking
der polaire- en subpolaire streken aan de Oceanen was ont
trokken, dat de zeespiegel althans in den tropengordel
ongeveer 70 Meter lager stond dan thans.
De Mussi en de nabijgelegen rivieren van de Oostkust van
Sumatra waren destijds even als de rivieren van de Oostkust
van Malakka slechts bijstroomen van de Kapoeas, die toen
ook stroomde ter plaatse waar nu de Javazee wordt gevonden
en op ongedwongen wijze wordt hierdoor de bovenbedoelde over
eenkomst der fauna's van deze rivieren verklaard.
Wij vinden hier dus ongeveer denzelfden toestand als boven
werd geschetst ten opzichte van den diluvialen Rijn, die des
tijds stroomde door terreinen, welke thans onder de wateren van
de Noordzee zijn bedolven.
De diluviale ijsbedekking der poolstreken moet eene ontzagge
lijke dikte hebben bezeten, trouwens ook thans nog is het inland-
ijs op Groenland meer dan 1000 M. dik. Even als de alpine
gletschers met meer of minder snelheid steeds naar beneden
afglijden, zoo beweegt ook het polaire inlandijs zich voortdurend
zeewaarts, om dan in kleinere of grootere brokstukken af te
kalven en weg te drijven als ijsbergen.
Heeft dit afkalven plaats in diep water, dan zijn de afgescheiden
gedeelten minder breed dan hoog en de ijsberg kantelt, zoodat
de voet met de van de grondmoraine medegevoerde gesteenten
zichtbaar wordt.
In minder diep water heeft het afkalven echter plaats in
grootere brokken, zoodat de ijsberg rechtop blijft drijven en uit
de hoogte van het boven het water oprijzende deel kan worden