Hi
Met het samenstellen van den tekst voor eene mededeeling in beknopten
drukvorm is door den heer Zwiers een aanvang gemaakt en hij hoopt
dezen tekst over korten tijd te voltooien.
Slingerwaarnemingen.
In den loop van 1921 hield de ingenieur Dr. Vening Meinesz zich
bezig met de hernieuwde bepaling van het verschil der zwaartekracht te
De Bilt en te Potsdam, met het onderzoek van de temperatuur-constanten
der invarslingers, met rekenwerk en met de samenstelling van het te
publiceeren wetenschappelijk verslag.
In het voornemen, om het verblijf te Potsdam voor de bepaling van
de temperatuur-constanten tevens te doen strekken voor de uitvoering
der waarnemingen betreffende de zwaartekracht, kwam wijziging, daar
werd besloten deze werkzaamheden gescheiden te houden.
Het was toch te vreezen, dat de belangrijke temperatuurwisselingen,
waaraan de slingers bij de bepaling der constanten worden blootgesteld,
van invloed zouden zijn op hunne onveranderlijkheid, en dus een nadeeligen
invloed zouden hebben op de te bereiken nauwkeurigheid.
In de maanden April, Mei en Juni werden te De Bilt en Potsdam
de waarnemingen voor de bepaling der zwaartekracht uitgevoerd, terwijl
het onderzoek betreffende de temperatuurconstanten in Augustus aldaar
plaats had.
Beide keeren werd in het Geodetisch Instituut weder de meest moge
lijke medewerking ondervonden, voornamelijk van Prof. L. Haasemann,
die ter voorbereiding van de constantenbepaling een uitgebreide reeks
waarnemingen met de temperatuurkast heeft uitgevoerd.
De ingenieur Dr. Vening Meinesz ontving te Potsdam verder van
Prof. Schweijdar alle gewenschtè inlichtingen betreffende het gebruik
van den toestel van Eötvös.
Omtrent de aanschaffing van een dergelijken toestel was aan het einde
van het verslagjaar nog geen beslissing genomen.
De thermometer van den slingertoestel werd na afloop der waar
nemingen bij de „Physikalisch-technische Reichsanstalt" te Charlottenburg
op nieuw geijkt.
Ter verkrijging van de correcties van de wetenschappelijke tijdseinen
van den Eiffeltoren, welke gedurende de laatste jaren uitsluitend zijn ge
bezigd voor de bepaling van den dagelijkschen gang van den tijdmeter
Nardin gedurende de waarnemingen, werd de tusschenkomst ingeroepen
van den heer Baillaud, Directeur van de sterrewacht te Parijs.
Deze verklaarde zich bereid, en bevestigde dit na eert tweede aan
vraag in November 1921. De verlangde opgaaf was echter aan het einde
van het verslagjaar nog niet ontvangen.