148
maanden te rekenen, voor de goederen in het openbaar gekocht
van den dag der verkooping, voor die onder de hand gekocht
of op andere wijze dan door erfenis of legaat verkregen, van de
dagteekening der deswege opgemaakte akte, bij gebreke van
zoodanige akte of zoodanige dagteekening, van den dag der in
art. 14 bevolen aangifte bij den Landmeter en bij gebreke ook
van zoodanige aangifte, van den dag der inbezitneming, en voor
die bij erfenis of legaat verkregen van het overlijden des laatsten
eigenaars, (art. 2.)
Onder den naam van «Recht van overschrijving» wordt eene
belasting geheven van alle overeenkomsten tot overdracht van
den eigendom van alle binnen Ned.-Indië gelegen onroerende
goederen of van het Recht van Opstal daarop. Deze belasting
bedraagt 5 te berekenen over de sommen aangewezen in de
artikelen 6, 6a en tb. (art. 5.)
In deze drie artikelen vinden we het juridisch en het fiscaal
karakter der ordonnantie aangegeven. Van de twee handleidingen
voor de toepassing dezer ordonnantie behandelt M. G. Diepen-
heim (Uitgave van G. C. T. van Dorp en Co., Den Haag)
meer in 't bijzonder het juridisch gedeelte en Mr. L. A. C. Kolff
(Uitgave G. Kolff en Co. te Batavia) het fiscaal gedeelte, hoe
het recht moet geheven worden.
Berust in Nederland het fiscaal gedeelte bij de Ontvangers
van de Registratie, hier in Indië berust de toepassing zoowel
van het juridisch als van het fiscaal gedeelte bij de Ambtenaren
belast met de In- en Overschrijving. Op het juridisch gedeelte
wordt controle uitgeoefend door de Presidenten van de Raden
van Justitie (art. 42), over het fiscaal gedeelte door de Inspectie
van Financiën (art. 43a Stbl. 1898, N°. 303).
In ieder geval, dat er overgang plaats heeft, ook bij overlijden,
ingevolge art. 833 (880) B. W. en er geen recht van overschrij
ving verschuldigd is, behoort aan de formaliteit van overschrijving
op naam van de verkrijgers door het passeeren eener gerechte
lijke akte te worden voldaan. Zelfs al heeft men een onroerend
goed op zijn naam staan, doch waarvan krachtens art. 119 (174)
B. W. door huwelijksgemeenschap de helft toebehoorde aan zijne
overleden echtgenoote, waarvan men eenig erfgenaam is, zal de