159
later opnam in zijne Mécanique Céleste; zijne denkbeelden werden
door Airy verwerkt in een artikel «Tides and Waves», ver
schenen in 1842 in de «Encyclopedia Metropolitana».
Wanneer de door een hemellichaam uitgeoefende kracht wordt
uitgedrukt in eene convergente reeks van periodieke termen, dan
zal elk dezer termen, beschouwd als zelfstandig optredende kracht,
eene schommeling in den waterstand teweeg brengen, die dezelfde
periode vertoont en waarvan de voortplanting verder afhangt
van de verdeeling van land en water en van de diepte van de zee.
In de plaats van de werkelijke hemellichamen met hunne ver
anderlijke afstanden, snelheden en declinatiën stelde Laplace nu
voor elk der bovenbedoelde zelfstandig optredende krachttermen
een «astre fictif* eene denkbeeldige ster meteen eigen,
doch nu vasten omloopstijd, vasten afstand en gelijkmatig
veranderenden uurhoek.
De invoering van dit principe der «astres fictifs» heeft het
vraagstuk zeer vereenvoudigd, doch de groote ontwikkeling van
de leer der trillingen, waarbij Fourier's theorema van de ont-
leedbaarheid eener samengestelde periodieke functie in eene reeks
van enkelvoudige eene groote rol speelt, moest eerst vooraf gaan
voor Thomson (Lord Keivin) op de voordeelen eener dergelijke
analyse voor het probleem der getijden kon wijzen en het Prof.
George Darwin gelukte de door Thomson aangewezen me
thode nader uit te werken tot eene harmonische analyse der getijden.
In tegenstelling met de evenwichtstheorie vordert de dynami
sche- of golf-theorie inderdaad «laag water» tijdens de culmi
natie van het hemellichaam; overigens heeft ook zij slechts eene
qualitatieve beteekenis en kan ook zij dus niet worden inge
deeld in de rubriek der astronomische bewegingsprohlemen. Ook
zij geeft slechts aan wat waargenomen zal worden, doch het
«hoe groot» (de amplitudo van het getij) en «wanneer» (het
H-getal) moeten worden afgeleid uit de plaatselijke peilschaal
waar n em ingen.
Laplace behandelde het vraagstuk in de veronderstelling van
een de aarde geheel bedekkenden oceaan, doch nu van bepaalde
diepte en merkwaardig is het resultaat door hem verkregen voor
een oceaan ter diepte van het V2800 gedeelte van den straal der
aarde of 2,2 K.M.
Laplace. Mécanique céleste, tóme II, livre IV, pag. 200.