168
Waterstaat J. C. Ramaer eene eerste degelijke behandeling
danken van het dalingsvraagstuk, naar aanleiding van de resul
taten der peilschaalwaarnemingen.
Zijne verhandeling, opgenomen in het Tijdschrift van het
Kon. Instituut van Ingenieurs, 1907 1908, bevat eene Ver
zamelingstabel der gemiddelde jaarlijksche daghoogten van
halftij, aan een 70-tal gewone en registreerende peilschalen, in
c.M. ten opzichte van N.A.P. voor de jaren 18541906 en eene
Verzamelingstabel van de gemiddelde hoogten van halftij
{dag en nachtaan een 42-tal registreerende peilschalen, in c.M.
ten opzichte van N.A.P.
De betrouwbaarheid der registreerende peilschalen kan soms te
wenschen overlaten, tengevolge van het verstellen van het nul
punt bij vervanging der bladen en reparatie of schoonmaak van
het instrument; overigens hebben zij ten opzichte van de gewone
peilschalen het voordeel, dat de waterhoogten ook des nachts
worden geregistreerd.
Eene dagelijksche ongelijkheid is oorzaak dat aan onze kusten
in Juni de gemiddelde waterstand des daags ongeveer 14 c.M.
hooger is dan des nachts, terwijl zij in December daarentegen
des nachts ongeveer 14 c.M. hooger is dan des daags; in Maart
en September verdwijnt dit verschil. Dat de geregistreerde
waterhoogten tengevolge van allerlei op de geregelde getijbewe
ging inwerkende invloeden een zeer grillig verloop kunnen hebben,
behoeft geen nader betoog.
Uit de verschillen van de gemiddelde jaarlijksche hoogten van
halftij des daags met hun algemeen gemiddelde voor elke peil
schaal, volgens 8 gewone peilschalen, n.l. Waarde, Breskens,
Gorishoek, Stavenisse, Burgh, Ouddorp, Oude Schild en
Muiden, gedurende de jaren 1872 1906 vond Ramaer voor
de rijzing van den waterstand of de daling van den bodem een
bedrag van 13 c.M. per eeuw.
Volgens de gemiddelde jaarlijksche hoogten van den alge-
meenen gemiddelden waterstand des daags voor een 18-tal
gewone peilschalen, gedurende de jaren 1862—1906 zou de rijzing
van den waterstand 16 c.M. per eeuw bedragen.
Werd echter aangenomen, dat de rijzing van het water of de
daling van den bodem volgens een golflijn plaats had, dan
bleek voor de lijn, die het best beantwoordde aan de waarnemin-