169
gen gedurende de jaren 1862—1906, te gelden de formule:
y 17,2 0,18 x 0,015 sin 0,07 r(x+ 2),
waarin y de hoogte voorstelt van den gemiddelden zeestand in
c.M. ten opzichte van N.A.P. en x het aantal jaren verloopen
na 1900.
De rijzing van den waterstand of daling van den bodem
zou dan 18 c.M. per eeuw bedragen. Dit bedrag is vrij wel in
overeenstemming met de daling van 19 c.M. per eeuw, door
Blaupot ten Cate afgeleid uit de ligging van de zool der terpen.
Uit de door den heer Ramaer verzamelde gegevens valt echter
meer af te leiden, n.l. dat de bodem ongelijkmatig daalt, in
verband met de ligging van horsten en slenken en dat ver
moedelijk op sommige plaatsen zelfs rijzing in plaats van daling
optreedt.
Het hiernevens staande di-
j- aXM] agram geeft in centimeters
i i de grootte aan van de door
i-jjfc--J Blaupot ten Cate uit de
gegevens van Ram aer voor
-o eenige plaatsen afgeleide
te-f r jxdaling in algemeenen zin,
f Vzoowel langs de Holland-
iH"*—*-.t4-1;—«-li-
4 g -s üll -ël sche kust der Noordzee, als
langs de Zuiderzee en de
Wadden, terwijl op het aan ommezijde staande diagram der water
hoogten aan verschillende peilschalen voor iedere plaats, door
middel van een punt-streeplijn, de verandering in hoogte is aan
gegeven voor het tijdvak 1874—1906. Uit dit diagram blijkt,
dat in verband met de ligging van horsten en slenken de
waterstand in deze periode op de meeste plaatsen is gerezen,
doch op andere gedaald; de stijgende lijn duidt op daling, de
dalende echter op rijzing van den bodem. De benaderde secu
laire daling 'afgeleid uit de gegevens van Ramaer bedraagt
volgens Blaupot ten Cate o.a. voor Hoek van Holland 22,
Katwijk 31,5, Petten 43,5, den Helder 24, Oude Schild 5,5,
Vlieland 50 en Muiden 8,5 c.M., terwijl de seculaire rijzing
1a-iö-,;.~6C> 'dia::
l........1
-—f
'j Zie Tijdschrift voor K. en L; 1921 biz. 76, enz.