i7i
moedelijk ergens weder een hooggebergte voor toekomstige eeuwen
opwaarts persen en de gevolgen daarvan kunnen zich voor o/is land
zoowel in eene rijzing als in eene daling van den bodem openbaren.
«Luctor et emergo» blijve echter het wachtwoord.
GERAADPLEEGDE BRONNEN:
J. C. Ramaer. De daling van den bodem van Nederland, ten opzichte
van den gemiddelden Zeespiegel, in verband met de waarnemingen
betrekkelijk het Amsterdamsch Peil. Tijdschrift van het Kon. Instituut
van Ingenieurs. 19071908.
D. H. S. Blaupot ten Cate. De daling van den bodem van Nederland
gedurende de twee laatste eeuwen. De Ingenieur. 1910, N°. 40 en
41 en 1911, N°. 16.
Id. Bodembewegingen in Nederland. De Ingenieur. 1915, N°. 47 en 48.
Prof. Dr. H. A. Lorentz en Dr. C. Lely. Het onderzoek van Prof. H-
G. van de Sande Bakhuijzen over het dalen of rijzen van den bodem
van Nederland, etc. De Ingenieur. 1913, N°. 41.
H. Rutgers. Daalt of rijst de bodem van Nederland. Tijdschr. Kon.
Ned. Aardrijkskundig Genootschap, 1917.
D. H. S. Blaupot ten Cate. Kenmerken van rijzende en dalende
kusten, Tijdschr. Kon. Ned. Aardr. Gen. 1918.
Verslag omtrent de werkzaamheden van de Commissie voor het onderzoek
naar de daling van den bodem van Nederland. 1883.
G. A. Venema. Over het dalen van de noordelijke kuststreken van ons
land. 1854.
Dr. J. F. Steenhuis. Beschouwingen over en in verband met de daling
van den bodem van Nederland. 1917.
Jaarverslagen der Rijksopsporing van Delfstoffen. 19101914.
Prof. Dr. G. A. F. Molengraaff en Dr. Ing. W. A. J. M. van Water
schoot van der Gracht. Handbuch der „Regionalen Geologie". 1913.
Dr. J. Lorié. De geologische bouw van de Geldersche Vallei. 1916.
E. Suesz. Das Antlitz der Erde. 1909.
Dr. J. P. van der Stok. Elementaire theorie der getijden. 1910.
J. C. H. Luymes. Overzicht der getijleer. 1919.
P. Haverkamp, J. van Roon en L. M. J. Gregory. Zeevaartkunde II, 1921.
Prof. Dr. Borgen. Die harmonische Analyse der Gezeitenbeobachtungen.
Ann. d. Hydrogr. u. marit. Meteorologie. 1884.
Id. Ueber eine neue Methode die harmonischen Konstanten der Ge-
zeiten abzuleiten. Ann. d. Hydr. u. marit. Meteorol. 1894.
Prof. Dr. R. Sterneck. Die Gezeiten im Atl. Ozean. Ann. d. Hydogr.
u. marit. Meteorol. 1920.
Dr. Otto Krümmel. Handbuch der Ozeanographie. 1911.