34 RUILVERKAVELING EN HET DESBETREFFENDE ONTWERP VAN WET. Eindelijk, na jarenlang hoopvol verwachten onder omstandig heden, welke dringend de verhooging van het voortbrengend vermogen van den vaderlandschen bodem eischten, kunnen wij ons verheugen in de Koninklijke Boodschap van 7 Februari j.L, waarbij het «Ontwerp van Wet houdende bepalingen om trent ruilverkaveling» aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal werd aangeboden. Reeds in 1910 werd het door de Commissie «Ontginning» van het Nederlandsche Landbouw-Comité samengestelde «Ontwerp van Wet op de Ruilverkaveling» met uitvoerige memorie van toelichting aan de regeering aangeboden en dat dit ontwerp trots of wellicht juist door het meeningsverschil in den boezem der Commissie betreffende de vraag of ruilverkaveling als ont eigening moet worden beschouwd en dus in laatste instantie in gevolge art. 151 en 153 onzer Grondwet de burgerlijke rechter zou hebben te beslissen geen onvoldragen vrucht was, kan blijken uit het feit, dat de gronddenkbeelden van het ontwerp der Commissie in hoofdzaak in het huidige wetsontwerp zijn gevolgd. Waarom dit ontwerp dan toch een 13 tal jaren in de regeerings- bureaux bleef rusten? Uit de uiteenzetting gegeven door den Directeur-Generaal van den Landbouw, Dr. P. van Hoek, ter vergadering van de Hoofd- afdeeling «Ruilverkaveling» der Nederlandsche Heidemaat schappij den 29 Maart j.l. in het Hotel «Terminus» te Utrecht gehouden, blijkt, dat men in 1911 den Nederlandschen landbouw nog niet voor ruilverkaveling rijp achtte. Men meende, dat daarvoor propaganda moest worden gemaakt en wel in het bizon der door de Nederlandsche Heidemaatschappij, die daarvoor subsidie kreeg. Op lofwaardige wijze heeft de Heidemaatschappij zich van hare taak gekweten, door woord, geschrift en daad, doch ook thans is hare taak nog niet geëindigd, daar de propaganda dient te worden voortgezet, teneinde onzen boerenstand te over tuigen van de zegeningen, welke de wet op de ruilverkaveling zal kunnen brengen; ongaarne toch doet ook de Nederlandsche landman afstand van den grond, wellicht reeds jaren lang met

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1923 | | pagina 34