49
waarop bij moerasveen kans is, dan kan basisch ferrisulfaat ont
staan, hetwelk zeer giftig voor de planten is, door het afsplitsen
van vrij zwavelzuur. Eene finantieele debacle kan hiervan het
gevolg zijn; dezelfde ondervinding heeft men reeds opgedaan in den
Haarlemmermeer, de IJpolders, en in Groningen bij verschillende
drooggemaakte plassen. De cultuur-ingenieur moet dus een over
zicht hebben van de verschillende grondsoorten in ons land, hun
ontstaan, wijze van herkenning en afwijkingen. Maas- en Rijn-
diluvium, Scandinavisch diluvium, roode en grijze keileem, rivierklei,
zeeklei, met de verschillende afwijkingen, zooals bv. knipklei,
potklei; laagveen, moeras hoogveen, heideveen, zandverstuivingen,
beekklei, löss, ontstaan van ijzeroer, zandoer of humuszandsteen
enz. enz.
De kennis van den grond omvat verder de kennis van de
physische, chemische en biologische processen in den boden.
Men komt dus op het gebied van de scheikunde en de micro
biologie.
De cultuur-ingenieur moet een inzicht hebben over den invloed,
dien de factoren lucht, warmte, water, korrelgrootte en de ver
schillende verbindingen in den bodem, zooals de bodemcolloïden,
enz. hebben op de waarde van den bodem voor de cultuur. De
geschiktheid om verschillende plantenvoedende bestanddeelen vast
te houden en geleidelijk weer ter beschikking van de planten te
stellen; de capillariteit. Het ontstaan en het bestrijden van de
schadelijke verbindingen in den bodem, door bemesting en grond
bewerking. De voeding van de plant enz.
Wanneer hij een cultuurtechnisch werk onderneemt, moet hij
weten, welke de gevolgen zijn van dat werk. Wanneer dan de
maatregelen in de praktijk anders uitvallen dan hij had gehoopt,
moet hij kunnen nagaan, wat de oorzaken zijn. Liggen die bij
hem of bij de landbouwers, die zich niet aan den gewijzigden
toestand hebben aangepast.
Hij moet dus weten wat er met den grond na de verbetering
moet gebeuren; hoe hij moet worden ontgonnen, bewerkt, bemest
en voor welke gewassen hij het meest geschikt is. Ik behoef
niet te zeggen, dat zijn chemische en botanische kennis (vooral
physiologische) grooter moet zijn, dan die hij heeft meegebracht
van de H. B. S.
Heeft hij hiervan niet voldoende kennis, dan is het voor hem