5° bijna ondoenlijk om met kennis van zaken in ieder bijzonder geval te beoordeelen, hoe de grond moet worden ontgonnen, bewerkt, bemest, en welke gewassen erop moeten worden ver bouwd, of hoe deze moeten worden verpleegd. Grondverbetering en bemesting vereischen scheikundekennis. Algemeene en bijzondere plantenteelt eischen plantkundekennis. Vooral bij het propageeren van ontwateringen en verkavelingen, worden honderden practische vragen gesteld op het gebied van plantenteelt en bemesting, b.v. de gevolgen die een ontwatering op de zode van het bestaande hooiland zal uitoefenen; het be strijden van russchen, ratel en roobol. Het verkrijgen van een goede zode, door scheuren, al of niet bezanden; het aanleggen van grasland is voor den ontwateringsman een van de voornaamste zaken. Bij heideontginning komt daarbij de beoordeeling voor bouwland, weide of bosch. Het vastleggen van zandverstuivingen; het kiezen van de geschikte houtsoorten. Een cultuur-ingenieur moet vooral niet eigenwijs zijn; hij moet links en rechts vragen en iedere gelegenheid te baat nemen de argumenten van voor- en tegenstanders te leeren begrijpen. Vele vervelende trein- en tramreizen zijn op die manier nog productief te maken, vooral wanneer men op het platteland derde klasse reist. Hij moet een critischen zin hebben en een groote op merkingsgave. III. De oeconomische zijde van het Landbouwbedrijf. Deze is niet minder belangrijk, dan de technische. Met een ruim gevulde beurs is het niet lastig hooge opbrengsten te ver krijgen, Men moet echter niet alleen kunnen nagaan of de oogsten nog zijn te verhoogen, maar ook of de vermeerdering van oogst nog opweegt tegen de meerdere aan te wenden kosten. M. a. w. het is niet zoozeer een kwestie van intensiveering, dan wel van rationaliseering. Terecht wees wijlen Prof. KOENEN steeds op de Wet van de verminderde meeropbrengsten. De cultuur-ingenieur moet evenwel onderscheid weten te maken tusschen drie gevallen: i°. Het belang van den individueelen grondgebruiker bij een cultuur-technisch werk. 2°. Het belang van het geheele complex gronden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1923 | | pagina 50