3°. Het belang, van anderen buiten het complex gelegen, bij de verbetering. Wat het eerste punt betreft, moet de cultuur-ingenieur zich dus op het standpunt weten te plaatsen van den individueelen grond eigenaar. Zijn voor hem de kosten, aan de verbetering verbonden, kleiner dan de te verwachten voordeelen? Zoo niet, is dan het bedrijf ook zoo te wijzigen, dat dit wel het geval is. Wat kost de verbetering per H.A. en welke kosten moeten door ontginning of wijziging van het bedrijf bovendien nog worden gemaakt, voor men van de verbetering kan profiteeren. /ijn er ook nog andere nadeelen aan verbonden, b.v. doordat machines en gebouwen ged. onbruikbaar zijn geworden en dus geheel of gedeeltelijk moeten worden afgeschreven. Is een stuk land voor de verbetering b.v. Fl. iooo,per H.A. waard en na de verbetering, voor iemand die het koopen moet b.v. Fl. iioo.— en kostte de verbetering Fl. 50,per H.A. dan is het nog niet gezegd, dat de eigenaar-gebruiker Fl. 50,winst maakt. Voor hem kan het nog wel verlies opleveren, door de bedrijfsschade die hij lijdt tengevolge van de ontwrichting van het bedrijf. De cultuur-ingenieur moet dus vertrouwd zijn met de bedrijfsleer, met de factoren, die invloed nitoefenen op de rentabiliteit van het bedrijf. Hiermede hangt weer samen de taxatieleer, een vak dat over het algemeen veel te weinig wordt onderwezen. Bij de gezamenlijke belangen van het te verbeteren gebied, moet men in het oog houden, dat het niet alleen is de kwestie van de som of het verschil der individueele belangen uit dat gebied, maar dat daarbij komen de belangen voor de Gemeenschap, door vermeerderde werkgelegenheid, verruiming van belastinggebied en verhooging van de productie. Bij verbeteringen van eenigszins grootere complexen zal het bijna steeds voorkomen, dat enkelen weinig of niet vooruitgaan, ofschoon het eindcijfer toch nog een belangrijke post op de creditzijde vertoont. Ten slotte moet men nog in het oog houden of door een cultuurtechnisch werk ook andere belangen buiten het gebied zoodanig geschaad worden, dat het voordeel voor de Gemeenschap kwestieus wordt. Als voorbeeld diene de verhooging van het Friesche boezempeil in den zomer. Na de stichting van het gemaal in de Lemmer, 5i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1923 | | pagina 51