d. w. z. vóór de photographische opname, te bepalen. Men heeft het namelijk niet in de hand de verdeeling van de bij één vlucht op te nemen terreinstrook over de afzonderlijke platen naar ver kiezing te regelen. Deze verdeeling geschiedt geheel automatisch. De verspreiding van de getrianguleerde punten over de afzon derlijke platen hangt dus van het toeval af en zou zoo ongunstig kunnen zijn, dat verwerking van die platen tot een schaalhoudende kaart en hunne onderlinge aaneensluiting, moeilijk of onmogelijk zou zijn. Om dit bezwaar te ontgaan wil de heer R. de plaats der te trianguleeren punten uit de photographieën vaststellen en neemt hij aan, dat op elke plaat zooveel punten voorkomen die toch voor andere doeleinden scherp zichtbaar op het terrein moeten aangeduid worden, dat daaruit een keuze van geschikt gelegen triangulatiepunten kan gedaan worden. Dat zulks in de Régions dévastées van Frankrijk zoo zijn zal neem ik op zijn gezag aan; misschien zou deze omstandigheid zich ook hier te lande voor doen in de streken waar veel merkteekens moeten geplaatst worden voor het zichtbaar maken van grenspunten. In onze polderlanden evenwel zouden dergelijke teekens opzettelijk en uitsluitend voor evengenoemd doel in grooten getale, veel meer dan 10 per K.M2., op het terrein moeten worden aangebracht. Denk ik nu nog, voor zoover ik me daarvan bij benadering een voorstelling kan maken, aan al het terreinwerk noodig om de photographie aan te vullen met niet of niet juist opgenomen bi- zonderheden, waarbij ik de onderstelling waag dat er, om zoo te zeggen, geen enkele plaat zonder die aanvullende opneming of opmeting bruikbaar zal zijn, dan acht ik mij gerechtigd om de meening, dat de luchtphotographie ons in korten tijd aan een nieuw Kadaster zou kunnen helpen, voorloopig heel ernstig in twijfel te trekken. De derde vraag zal, zooals in 't voorgaande opgesloten ligt, evenmin zonder meer met ja kunnen beantwoord worden. Omtrent de kosten van 't vliegen, 't photographeeren en tot teekening op schaal omwerken van de platen, geeft de Heer R. een berekening, die heel gunstig schijnt en die natuurlijk als juist moet aangenomen worden, maar zooals reeds is opgemerkt, laat hij de verder noodige werkzaamheden vrijwel buiten beschouwing. Ik voor mij meen echter te mogen aannemen, dat de kosten van 6i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1923 | | pagina 61