68 aanbeveling verdient, om het publiek een vingerwijzing te geven aangaande de bescheiden juridische beteekenis van het stellen van aanteekeningen. In de redactie van de aanteekening komt het laatste gedeelte van de overweging zeer goed tot zijn recht; men vraagt zich af bij het nalezen van die aanteekening of deze nu toch voor het publiek van zoo groot belang kan zijn, dat de weigering ervan niet te verdedigen is. De aanteekening is werkelijk van geringe waarde; iemand, die inzage neemt, weet absoluut niet of hij te doen heeft met een aanteekening, die op een behoorlijken titel gegrond is; daarvoor zal hij een onderzoek moeten instellen. Ten hypotheekkantore kan men hierover geen inlichtingen ver schaffen. De Minister stelt er blijkbaar geen prijs op, dat alléén in de registers aangeteekend wordt, wat vrijwel vaststaat. Hiermee is verlaten het vroegere standpunt van het Hoofdbestuur der Registratie, dat in verscheiden Ministerieele uitspraken is neerge legd, in overeenstemming waarmee tot nog toe verscheiden be waarders de door het publiek verlangde aanteekeningen deden. Het nieuwe Ministerieele voorschrift heeft enkelen dier bewaarders (de weigerachtige bewaarder in den aanhef zal er wel een van zijn) aanleiding gegeven om mededeeling te doen aan den Minister van de wijze, waarop aan hun bewaringen het verzoeken en stellen van de aanteekeningen geregeld was, en tevens machtiging te vragen om die werkwijze te mogen blijven volgen. Deze bestaat hierin, dat door belanghebbenden een afschrift of een uittreksel uit de authentieke akte van verkoop, scheiding, inpandgeving enz., of bij onderhandsche akten de akte zelf of één der meer voudige exemplaren wordt overgelegd, met mondeling of schriftelijk verzoek, de aanteekening te stellen; de aanteekening wordt dan ook in stelligen vorm geredigeerd. De bewaarder is op die manier verzekerd, dat hij geen aanteekeningen stelt, die niet op behoorlijke titels gegrond zijn. In de aanschrijving van 21 Februari 1923, Hyp. en Kad. N°. 32 deelt de Minister aan de ambtenaren mede. dat Z. E. ernstig bezwaar heeft tegen het verleenen van die machtiging, dat het integendeel Z.Exc. gewenscht voorkomt, dat in het geheele land op dezelfde wijze wordt te werk gegaan en wel, zooals in de aanschrijving van 15 November 1922 is voorgeschreven. Het eenige genoemde bezwaar tegen het verleenen van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1923 | | pagina 68