76 op toestemming van A. De rechten van B zijn hierbij dus meer verzekerd. Als B dan tot doorhaling machtigt zonder vermelding van titel, wordt doorgehaald. - Het bewijs, dat B rechthebbende is, althans geweest is, ligt immers op het kantoor. Voor derden kan zelfs daaruit schade voortvloeien. Neem aan dat A en C hierbij samenspannen. Na de toestemming tot doorhaling, door A gegeven, haalt de bewaarder door, geeft een verklaring af, dat geen inschrijving meer bestaat en de eigenaar C verbindt zijn vast goed ten be hoeve van D, die door het getuigschrift meent een eerste hypo theek te hebben. Later blijkt, dat de doorhaling ten onrechte is geschied, dat dus de hypotheek ten behoeve van B nog bestaat, dat dus de inschrijving moet worden hersteld. Hierdoor kan D gedupeerd zijn. Nu kan men hiertegen aanvoeren, dat D had kunnen doen onderzoeken of de doorgehaalde inschrijving wel terecht was geschied, maar dat gebeurt in de praktijk niet. Welke waarde moet aan de aanteekeningen worden gehecht voor een beteekening, voor een kennisgeving ingevolge art. 14 der Woningwet? Het is waarschijnlijk de bedoeling, dan men zich ambtelijk van de aanteekening niets aantrekt. Daarvoor laat het publiek niet aanteekenen. Ik meen aangetoond te hebben dat de aanschrijving van 15 Nov. 1922 een stap in de verkeerde richting is geweest. M. A. Hollestelle. BERICHTEN. Met ingang van 1 Maart 1923 zijn benoemd tot adspirant- landmeter van het Kadaster en werkzaam gesteld op de stand plaatsen achter hunne namen vermeld: G. C. ter Beeke te Alkmaar. N. D. Haasbroek te Sneek. F. Harkink te Assen. L. J. Ragut te Zutphen. De candidaat-landmeters G. G. C. Kraan en A. W. Goet- makers zijn met ingang van 1 Maart 1923 als zoodanig gede tacheerd bij den gewonen velddienst onderscheidenlijk te Zierikzee en te Heerenveen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1923 | | pagina 76