78
In zijne algemeene re'.ativiteitsleer heeft Einstein de zwaarte
kracht verlost uit haar «splendid isolation», waarin zij onder
de Newtonsche mechanica verkeerde en binnen het gebied zijner
mechanica getrokkenvoor hem is de zwaartekracht louter eene
uiting van ruimtekromming en ieder vrij lichaam beweegt
zich door het vierdimensionale ruimte-tijd continuum, dat
wij het Heelal noemen, volgens eene geodetische lijnmeer of
minder gekromd, naarmate van de intensiteit van het doorloopen
gravitatieveld.
De klassieke Euklidische meetkunde, door den genialen Griek
opgebouwd met behulp van het postulaat, dat door een punt eene
lijn kan worden getrokken, die eene gegeven lijn niet snijdt
reeds sedert Euclides de steen des aanstoots der mathematici
moge voor een klein gebied der ruimte aan het doel beantwoorden,
zij is echter niet de eenig mogelijke en de meetkunde der gebogen
ruimte, op de Riemann'sche grondslagen opgebouwd, blijkt
voor het vierdimensionale ruimte-tijd continuum van het Heelal
doelmatiger te zijn. zoodat deze dan ook door Einstein bij zijne
berekeningen werd toegepast.
Lengte en massa zijn hier met de snelheid veranderlijke
groothedenin de richting der beweging neemt de eerste af, de
laatste echter toe met de snelheid. Bij eene snelheid van 260000 K.M.
per sec. heeft een staaf de halve lengte, de massa wordt echter
verdubbeld en de dichtheid derhalve verviervoudigd.
Ook de waarde van het verhoudingsgetal - verandert met de
intensiteit van het zwaarteveld en dus met de ruimtekrom min g;
naarmate het zwaarteveld in kracht wint, vermindert de waarde
van ft. Wanneer bijv. uit een punt op het stompe einde van
een ei, met een steeds langer wordenden draad als straal, op de
schaal van dit ei telkens een cirkel wordt getrokken, dan wordt
de cirkel kleiner naarmate de draad in lengte toeneemt en ook
het verhoudingsgetal tt wordt dus kleiner; is de draad zoo lang
geworden, dat de punt van het ei wordt bereikt, dan schrompelt
de cirkel samen tot een punt en het verhoudingsgetal z wordt
gelijk «nul».
De baan van het licht moet zich eveneens voegen naar de
kromming van het doorloopen gravitatieveld; de lichtstraal
doorijlt echter de ruimte met eene door niets anders te overtreffen
en dus maximale snelheid van 300.000 K.M. per sec.