8
eeniging voor K. en L. in dit Tijdschrift) niet gepubliceerd. De
inhoud ervan zal ook deels niet voor publicatie geschikt zijn.
Interessant zou o. m. kunnen zijn, wat de Minister van Justitie,
wiens advies ook gevraagd was, berichtte, inzooverre daarbij
misschien motieven naar voren gebracht zouden kunnen zijn
tegen invoering van de wet op de grensregeling, welke formeel
niet, implicite echter wel aan de orde was.
Verwacht mag worden, dat Boer, via den Minister, veel in
stemming geworden zal zijn van de diverse beoordeelaars, ook
wel opmerkingen, waarvan partij getrokken kon worden, en ook
wel misverstand en wanbegrip; een groot werker blijft gewoonlijk
ook ergernis en ontgoocheling niet bespaard.
Nadat nog eenige tijd was heengegaan met het samenstellen
van voorschriften voor de invoering, die Boers gebouw niet
geheel intact lieten, werd op i Januari 1922 het bestaande kadaster
der gemeente Dieren door het nieuwe vervangen.
De geschiedenis van het nieuwe kadaster vervolgende, zijn wij
vooruitgeloopen op eene gebeurtenis, die inmiddels had plaats
gevonden en die niet onvermeld mag blijven: de instelling van
de Ministerieele Commissie in 1918, die de opdracht had, een
onderzoek in te stellen, in hoeverre de kadastrale dienst reorga
nisatie behoefde.
Van het werk dezer commissie geldt ook weer ten volle, wat als
motto boven dit opstel geplaatst werd: «in dit alles had hij
een groot aandeel». Boers pen en denkbeelden vallen in het
rapport dier reorganisatie-commissie herhaaldelijk te onderkennen.
Het tweede gedeelte van dat rapport is voor een groot deel
gewijd aan het naar voren brengen der goede zaak: de ver
nieuwing. Aangaande het oude kadaster komen er enkele uit
latingen in voor, als twijfel aan het nut van ondergrondsche
verzekering en de bewering, dat in het oude kadaster de gebouwen
slechts globaal op de kaart behoeven te worden afgebeeld, welke
wellicht niet in de laatste plaats verklaring vinden in grooten
propaganda-ijver voor het nieuwe. In dit verband kan ook naar
voren gebracht worden eene door Boer later gepubliceerde
meening over afschaffing der bijbladen.
Wij gelooven niet ver naast de waarheid te zijn, indien wij