(Een Rotterdamsch landmeter aa?i het einde der ije eeuw.)
III.
Het vorige hoofdstuk geeft ons een denkbeeld van de plaats,
die de landmeter bi] het Stadsbestuur bekleedde: Officieel niet
hoog aangeslagen, blijkt toch Ancelin's positie, niet van gewicht
ontbloot. De knegtis behoorlijk gehuisvest en van instrumenten
voorzien; hij heeft een bibliotheekje ter beschikking, waaruit heel
wat te leeren valt. Naast algemeene wiskundige werken zijn
het in hoofdzaak boeken over waterbouwkunde en vestingbouw-
kunde. Ook de gewone burgelijke bouwkunde is flink vertegen
woordigd. Van de eigenlijke landmeetkunde is niet veel te
vinden. Dat klopt met hetgeen ik in het eerste hoofdstuk schreef:
de landmeetkunde werd als kunst beoefend. Alleen over de toen
ter tijd nieuwe, meer wetenschappelijke procédé's, die niet tot het
gemeen goed der landmeLers behoorden, vinde wij verhandelingen.
Speciaal moet ik hier wijzen op de werken over waterpassing,
waarvoor in dien tijd groote belangstelling bestond. In verband
met de ontworpen aanleg van de groote waterwerken te Versailles,
kwam men voor de oplossing van geheel nieuwe vragen. Mannen
als Picard, Huygens, de la Hire en Roemer hielden zich
bezig met het samenstellen van instrumenten. Picard ontwierp
regels voor de uitvoering der waterpassingen, welke thans nog
worden in acht genomen (waterpassen uit het midden, heen- en
terug-waterpassen)
133
i) Zie Laussedat: Recherches sur les instruments, les méthodes et le dessin
topographiques I, 1898 p. 134.